ECLI:NL:RBSGR:2003:AI1543
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- J.S.W. Holtrop
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten en de beoordeling van recente ontwikkelingen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is de vraag aan de orde of de gedaagde, de Staat der Nederlanden, in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten. Eiser, die ten tijde van de inleidende dagvaarding gedetineerd was, heeft aangevoerd dat recente ontwikkelingen, waaronder een deal van justitie in de VS met medeverdachten, een belemmering vormen voor zijn uitlevering. Gedaagde heeft echter gesteld dat uit informatie van de Amerikaanse autoriteiten blijkt dat deze 'plea offers' nog niet hebben geleid tot 'plea agreements'. Hierdoor ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering van eiser toe te wijzen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de straf die eiser in de VS te wachten staat, niet als onmenselijk of vernederend kan worden aangemerkt in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn staatloosheid een belemmering vormt voor uitlevering, aangezien hij geen pogingen heeft ondernomen om een nationaliteit te verkrijgen. De rechtbank heeft ook de lange duur van de uitleveringsdetentie in overweging genomen, maar oordeelt dat deze omstandigheid op zich geen reden is om de uitlevering te weigeren.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat gedaagde in redelijkheid tot uitlevering heeft kunnen besluiten en wijst de vordering van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.259,50, inclusief griffierecht van € 205,--. Dit vonnis is uitgesproken op 28 augustus 2003 door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier.