Voorzieningenrechter rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:81 en 8:86 Algemene wet bestuursrecht
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 02/89956 en 02/89958 BEPTDN
Inzake : A, verzoeker, woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. J.A. Tegenbosch, advocaat te Eindhoven,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, ambtenaar ten departemente.
1. Verzoeker heeft gesteld dat hij is geboren op [...] 1981 en dat hij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit. Op 28 november 2002 heeft hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij beschikking van 1 december 2002, met toepassing van artikel 3.117 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), in een aanmeldcentrum afwijzend op de aanvraag beslist.
2. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht, ter griffie ontvangen op 2 december 2002, beroep ingesteld. Tevens is een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 december 2002.
3. Bij uitspraak van 19 december 2002 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, voorzover gericht tegen de weigering van verweerder een verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, Vw 2000 en het verzoek om een voorlopige voorziening voorzover afgewezen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld tot heropening van het onderzoek ten aanzien van de weigering van verweerder een verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000.
4. Thans wordt het onderzoek gesloten en doet de rechtbank, met toestemming van partijen, zonder nadere zitting uitspraak.
1. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In deze belangenafweging speelt een centrale rol het oordeel van de voorzieningenrechter over de vraag of het bestreden besluit in het licht van de daartegen voorgedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
Aangezien beroep bij de rechtbank is ingesteld kan de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:86 Awb onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb, van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in de bestreden beschikking van 1 december 2002 ten onrechte geen overweging heeft gewijd aan de stelling dat het categoriale beschermingsbeleid, gelet op de notitie "Categoriale bescherming ingevolge art. 29 eerste lid onder d, Vreemdelingenwet voor asielzoekers afkomstig uit Sierra Leone" met bijlagen, herzien dient te worden. Verwezen is naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 november 2002 (AWB 02/83690 en 83691), waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder ten onrechte had nagelaten de informatie uit voornoemde notitie mee te nemen in de bestreden beschikking.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in individuele beslissingen niet hoeft te worden ingegaan op grieven terzake van het al dan niet voeren van categoriaal beschermingsbeleid. Onder aanvoering van deze stelling heeft verweerder tegen de uitspraak waarnaar verzoeker heeft verwezen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Op 26 februari 2003 heeft de Afdeling uitspraak (nr. 200206450) gedaan op het hoger beroep van verweerder tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 28 november 2002 en geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De Afdeling heeft hierbij overwogen dat uit het besluit op de aanvraag tenminste moet blijken dat de minister van de door de vreemdeling bij de zienswijze overgelegde rapporten (...) heeft kennisgenomen, doch dat die niet tot een andersluidend beleid leiden. Bij gebreke daarvan dient het bestreden besluit, wegens strijd met de motiveringsplicht, vernietigd te worden. Gelet hierop overweegt de voorzieningenrechter dat de grief van verzoeker, zoals hierboven weergegeven onder punt 2, derhalve slaagt. Het beroep van verzoeker is gegrond en leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking van 1 december 2002.
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat zowel in voornoemde procedure bij de Afdeling als in de onderhavige procedure - ter onderbouwing van de stelling dat het categoriale beschermingsbeleid herzien dient te worden - de notitie "Categoriale bescherming ingevolge art. 29 eerste lid onder d, Vreemdelingenwet voor asielzoekers afkomstig uit Sierra Leone" met bijlagen is overgelegd. De Afdeling heeft hierover, onder verwijzing naar haar uitspraak van 26 februari 2003 (nr. 200206678/1), (ambtshalve) overwogen dat er geen grond is om te oordelen dat de Minister zich, ook in het licht van de door de vreemdeling in deze procedure overgelegde rapporten, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de veiligheidssituatie in Sierra Leone zodanig ten goede is veranderd, dat niet langer categoriale bescherming behoeft te worden geboden. De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet hierop, op voorhand vaststaat dat de Minister, gevolg gevend aan de opdracht een nieuw besluit te nemen en met inachtneming van hetgeen de Afdeling heeft overwogen, geen ander besluit zal nemen dan dat waartoe het vernietigde besluit strekt. Derhalve acht de voorzieningenrechter, gelijk de Afdeling in haar uitspraak, termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb alsnog te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
5. Nu nader onderzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, wordt toepassing gegeven aan artikel 8:86 Awb.
Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Awb.
6. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 1 december 2002, voor zover het ziet op de weigering een verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000, wegens strijd met de motiveringsplicht;
3. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand blijven;
4. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman en uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2003, in tegenwoordigheid van mr. S.M.C. Wesseldijk, griffier.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag.