ECLI:NL:RBSGR:2003:AI0752

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/15633, 03/15636
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van passende huisvesting voor asielzoekers met medische indicatie

In deze zaak, uitgesproken op 4 april 2003 door de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de beoordeling van de toewijzing van passende huisvesting aan eisers, een Bosnisch gezin bestaande uit A, B en hun minderjarige kinderen C en D, die verblijven in een asielzoekerscentrum. Eisers hebben een medische en psycho-sociale indicatie, waarbij specifiek is aangegeven dat zij behoefte hebben aan een eengezinswoning met tuin in een bepaalde gemeente, vanwege de visuele handicaps van zowel de vader als de dochter. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft hen echter een woning aangeboden in een andere gemeente, die volgens hen niet passend is. De eisers hebben de aangeboden woning geweigerd en zijn van mening dat de toewijzing van een woning met een medische indicatie uiterst zorgvuldig dient te geschieden. Ze stellen dat de verweerder niet alleen de afstand tot de gewenste gemeente in acht moet nemen, maar ook de specifieke medische situatie van de gezinsleden moet meewegen.

De rechtbank overweegt dat de aangeboden woning binnen een straal van 50 kilometer van de gewenste gemeente ligt, maar dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij door de verhuizing naar deze woning verstoken blijven van steun van familie en vrienden. De rechtbank benadrukt echter dat de zorgvuldigheidseisen in acht moeten worden genomen, vooral gezien de medische situatie van de eisers. De rechtbank oordeelt dat de verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat de aangeboden woning geschikt is voor personen met een visuele handicap. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht de verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 644,00.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de toewijzing van huisvesting aan kwetsbare groepen, zoals asielzoekers met medische indicaties, en de noodzaak voor de overheid om rekening te houden met de specifieke behoeften van deze groepen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
ZITTINGHOUDENDE TE 'S-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
UITSPRAAK
Zaaknummers: AWB 03/15633 COA A1
AWB 03/15636 COA A1
Datum uitspraak: 4 april 2003
Uitspraak op het beroep in het geschil tussen:
A, geboren op [...] 1948, eiser,
B, geboren op [...] 1949, eiseres,
en hun minderjarige kinderen C, geboren op [...] 1985 en D, geboren op [...] 1987,
allen van Bosnische nationaliteit,
gemachtigde mr. I.W. Kuilenburg
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers te Rijswijk, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 4 maart 2003 heeft verweerder de verstrekkingen in de zin van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (hierna: Rva 1997) op grond van artikel 8, eerste lid en onder a, van de Rva 1997 beëindigd.
Tegen dit besluit hebben eisers bij schrijven van 11 maart 2003 beroep ingesteld. Tevens hebben eisers bij verzoekschrift van gelijke datum de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij wege van voorlopige voorziening verzocht te bepalen dat beëindiging van de aan eisers op grond van de Rva 1997 geboden verstrekkingen achterwege wordt gelaten totdat uitspraak zal zijn gedaan op het beroep. Deze verzoeken zijn geregistreerd onder de nummers AWB 03/15626 en 03/15629 COA A6. Bij schrijven van 20 maart 2003 en 27 maart 2003 hebben eisers de gronden van het beroep en de verzoeken om een voorlopige voorziening aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
De behandeling van de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening heeft gevoegd plaatsgevonden ter zitting van 28 maart 2003, alwaar eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is ter zitting verschenen bij mr. C.A.M. Rijnen, medewerker van de Afdeling juridische zaken van verweerder. Als tolk was aanwezig de heer I. Kasic.
II. OVERWEGINGEN
Aan de orde is de vraag of het besluit van 4 maart 2003, waarbij verweerder de verstrekkingen aan eisers op grond van artikel 8, lid 1 en onder a, van de Rva 1997 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd, in rechte stand kan houden.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eisers, verblijvende in de centrale opvang (AZC Tilburg), is met ingang van 2 oktober 2001 een verblijfsvergunning regulier op grond van tijdsverloop verleend en dienen te worden uitgeplaatst naar zelfstandige woonruimte. Blijkens het zogenaamde "Bijlage 6 Informatie t.b.v. aanbieding huisvesting" formulier van 30 november 2001 geldt voor eisers een medische/psycho-sociale indicatie. In verband daarmee is bijlage 6.1, gedateerd 5 december 2001, bij voormeld formulier toegevoegd. In de rubriek 2.2 "Benodigde informatie over de woning" is aangegeven: "eengezinswoning met tuin in E". Ter toelichting is ingevuld: "Meneer is blind en heeft graag bezigheden in tuin als hobby. Ook dochter is zeer slecht ziend. Familie krijgt veel steun van familie in E". Voorts is vermeld dat eiser specifiek moet worden uitgeplaatst naar de gemeente E. Eisers is door verweerder COA op 18 december 2002 een -naar de mening van verweerder passende- eengezinswoning (met tuin) in F aangeboden. Eisers hebben geweigerd de aangeboden woning te betrekken. Zij hebben bij brief van 9 februari 2003 aangegeven waarom de woning niet passend is en zijn vervolgens door het COA gehoord op 10 februari en 26 februari 2003.
Eisers stellen zich in de brief van 9 februari 2003 op het standpunt dat gelet op de kleine woonoppervlakte en schuine plafonds van de slaapkamers alsmede de smalle steile trap in de aangeboden woning in F in verband met de (nagenoeg) blindheid van eiser en de dochter D, het voor hen onredelijk bezwarend is de woning in F te accepteren. Zij hebben meer ruimte nodig om zich veilig te kunnen bewegen.
In beroep stellen eisers zich voorts op het standpunt dat bij een medische indicatie de toewijzing van een passende woning uiterst zorgvuldig dient te geschieden en dat verweerder die verantwoordelijkheid niet op de gemeente F kan afschuiven, maar zelfstandig dient te oordelen of een woning binnen een medische indicatie passend is. Voorts blijkt uit de bestreden beschikking niet waarom de gemeente F de woning passend heeft geacht. Gelet op de medische situatie van met name eiser en de dochter moet zonder meer duidelijk zijn dat de toegewezen woning op geen enkele wijze gevaar kan opleveren voor hun gezondheid. Voorts zijn eisers van mening dat hen, gelet op noodzakelijke steun van familie, een woning in E had moeten worden aangeboden en dat het onverkort vasthouden aan de 50 kilometer-regel onterecht is gelet op de verminderde druk op de opvang.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan eisers aangeboden woonruimte passende woonruimte is en dat verweerder, gezien de hier te lande heersende woningschaarste bij het aanbieden van woonruimte geen rekening kan houden met de persoonlijke woonwensen of voorkeuren van de te huisvesten personen. De woning in F is gelegen binnen een straal van 50 kilometer van de gemeente E. Derhalve is rekening gehouden met de door eisers op het "bijlage 6" formulier aangegeven indicatie voor die gemeente. Aan de door eisers aangegeven indicatie voor een eengezinswoning (met tuin) is eveneens voldaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het besluit tot beëindiging van de Rva-verstrekkingen is een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Awb en dient derhalve te worden genomen met inachtneming van het zorgvuldigheidsvereiste zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Awb. Ingevolge dat vereiste is verweerder gehouden om bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren.
Verweerder houdt bij de bepaling van de vraag of er sprake is van passende huisvesting onder andere rekening met het criterium: medische redenen. In dat geval wordt een woning gezocht binnen een straal van 50 kilometer van de opgegeven plaats. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het opstellen van dit criterium binnen de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid is gebleven en is het criterium als zodanig niet onredelijk.
Niet is betwist dat de woning in F ligt binnen een straal van 50 kilometer. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door een verhuizing naar die gemeente verstoken zouden blijven van steun van familie en kennissen. Dat het mogelijk lastiger zal zijn die steun te bieden vanwege de reisafstand maakt het vorenstaande niet anders. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat de dochter D niet vanuit F naar een school in E zou kunnen reizen.
Verweerder heeft dan ook in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat zij eisers huisvesting buiten de gemeente E doch binnen de straal van 50 kilometer konden aanbieden.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord in hoeverre de woning in F als passende huisvesting dient te worden aangemerkt.
Uit het "bijlage 6.1" formulier van 5 december 2001 blijkt dat eiser en zijn dochter ernstig visueel gehandicapt zijn. Alvorens in een dergelijke situatie een woning aan te bieden mag, gelet op hiervoor reeds genoemde zorgvuldigheidsvereiste, van verweerder worden verwacht dat hij zich ervan vergewist of de aangeboden woning geschikt is voor personen met een handicap als die van eiser en zijn dochter, zeker nu zij hebben aangegeven in die woning niet veilig te kunnen bewegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder zich in dit bijzondere geval niet verschuilen achter het feit dat zij samenwerkt met professionele partijen en derhalve mocht aannemen dat de woning passend was. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
Op grond van vorenstaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 3:2 van de Awb door bij de voorbereiding van het besluit onvoldoende rekening te houden met de bijzondere medische situatie van eiser en zijn dochter. Verweerder heeft zich derhalve niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door hem aangeboden woonruimte als passend moet worden aangemerkt.
Het beroep is mitsdien gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw een besluit te nemen. De overige door eisers en verweerder aangevoerde gronden behoeven geen behandeling meer.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, acht de rechtbank termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt € 322,00;
* wegingsfactor 1.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,00, te vergoeden door de Staat der Nederlanden en te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. E.C.M. de Klerk als rechter in tegenwoordigheid van mr. S.W.T. Briels als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2003.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC 's-Gravenhage
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 Vw bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Afschriften verzonden: 8 april 2003