ECLI:NL:RBSGR:2003:AH9772
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling op basis van Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 mei 2003 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, geboren in 1986 en van Vietnamese nationaliteit. De vreemdeling was op 6 maart 2003 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Volgens de wet mag deze bewaring niet langer dan vier weken duren, en in het geval van een voornemenprocedure niet langer dan zes weken. Op 9 april 2003 werd de asielaanvraag van de vreemdeling afgewezen, maar er was geen bewijs dat deze beschikking aan de vreemdeling was uitgereikt, noch dat de grondslag van de bewaring op 10 april 2003 was gewijzigd naar artikel 59, eerste lid, onder a van de Vw 2000. De rechtbank concludeerde dat er geen omzetting van de bewaringsgrond had plaatsgevonden, waardoor de bewaring met ingang van 10 april 2003 onrechtmatig was en opgeheven moest worden.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en dat de bewaring moest worden opgeheven. Tevens werd verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vreemdeling, die vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. R.E. Temmen. De proceskosten werden vastgesteld op € 322,- voor de rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.