ECLI:NL:RBSGR:2003:AH9759

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/92993
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verstrekkingen aan asielzoekers en meewerkcriterium

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 april 2003, gaat het om de beëindiging van verstrekkingen aan twee Somalische asielzoekers, eiseressen A en B, door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De rechtbank oordeelt dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseressen niet voldaan hebben aan hun meewerkverplichting om uitreisdocumenten te verkrijgen. Eiseressen hebben verschillende pogingen ondernomen om aan de benodigde documenten te komen, waaronder contact met het IOM, Somalische zelfhulporganisaties en familieleden. Ondanks deze inspanningen concludeert de rechtbank dat verweerder niet in redelijkheid kan stellen dat eiseressen onvoldoende hebben meegewerkt aan hun terugkeer naar Somalië.

De rechtbank verwijst naar het advies van de commissie Van Dijk, dat stelt dat asielzoekers goed en tijdig geïnformeerd moeten worden over wat van hen verwacht wordt in het kader van de vaststelling van hun identiteit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet heeft aangetoond dat eiseressen niet al het mogelijke hebben gedaan om aan uitreisdocumenten te komen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten, die zijn begroot op € 644,-. De uitspraak biedt een belangrijke overweging over de informatieplicht van de overheid ten aanzien van asielzoekers en de redelijkheid van de eisen die aan hen worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/92993
UITSPRAAK
inzake: A, eiseres sub 1,
geboren op [...] 1961,
B, eiseres sub 2,
geboren op [...] 1982,
van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer 9409.20.0173,
gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen, advocaat te Winschoten,
eiseressen;
tegen: het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna COA),
gevestigd te Rijswijk,
vertegenwoordigd door mr. M.A. Horck, werkzaam bij de afdeling Juridische Zaken van het COA. .
1 Procesverloop
1.1 Bij beschikking van 19 november 2002 heeft verweerder de verstrekkingen aan eiseressen in het kader van de regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (hierna Rva 1997) met onmiddellijke ingang beëindigd.
1.2 Bij brief van 13 december 2002 hebben eiseressen hiertegen beroep ingesteld.
1.3 Het beroep is ter zitting van 25 maart 2003 behandeld. Eiseressen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Standpunten
2.1 Verweerder heeft de verstrekkingen in het kader van de Rva 1997 met onmiddellijke ingang beëindigd omdat eiseressen, nadat is vastgesteld dat zij rechtmatig verwijderbaar zijn en dat hen is aangezegd Nederland te verlaten, in ieder geval niet voldaan hebben aan hun inspanningsverplichting om een uitreisdocument te verkrijgen en onvoldoende hebben meegewerkt aan hun terugkeer naar het land van herkomst. Verweerder heeft de vaststelling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 13 september 2002, dat eiseressen geen dan wel onvoldoende stappen hebben ondernomen om aan een reisdocument te komen, marginaal getoetst.
2.2 Eiseressen stellen zich op het standpunt dat in de bestreden besluiten ten onrechte is overwogen dat het COA de vaststelling van de IND, dat onvoldoende zou zijn voldaan aan het meewerkcriterium, slechts marginaal zou mogen toetsen. Deze vaststelling is niet eerder in enige beschikking ten aanzien van belanghebbenden kenbaar gemaakt. Het belang van een deugdelijke rechtsbescherming vergt dat in deze procedure integraal tegen de vaststelling dat niet zou zijn voldaan aan het meewerkcriterium kan worden opgekomen. Eiseressen menen dat zij hebben gedaan wat van hen mag worden verlangd, teneinde inhoud te geven aan hun rechtsplicht Nederland te verlaten. Zij hebben geen identiteitspapieren zodat hun toelating of toegang tot een ander land niet is gewaarborgd; het is voor hen feitelijk onmogelijk Nederland te verlaten. Eiseressen hebben zich steeds op de hoogte gesteld (via IOM en familie, vrienden en kennissen) omtrent hun mogelijkheden Nederland te verlaten. Zij zijn hierbij niet gestuit op enige reële mogelijkheid op het verkrijgen van identiteitspapieren die hen in staat zouden stellen Nederland te verlaten. Door COA en IND is aangevoerd dat er wel mogelijkheden bestaan voor Somalische ongedocumenteerden om in het bezit te geraken van identiteitspapieren. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd en ligt, gezien vanuit het perspectief van de politieke (en diplomatieke) situatie in het geheel niet voor de hand. De bestreden besluiten zijn daarmee onvoldoende gemotiveerd. Er kan geen concrete actie worden aangewezen, die eiseressen hebben nagelaten, die tot het verkrijgen van identiteitspapieren zou hebben geleid.
3 Overwegingen
3.1 Op 8 juli 2002 is de Herziene werkwijze Stappenplan III gepubliceerd, waarbij het Stappenplan III van 8 januari 1999 is ingetrokken. Deze Herziene werkwijze Stappenplan III is van toepassing op asielzoekers die op basis van het eerste asielverzoek rechtmatig verwijderbaar zijn en waarbij sprake is dat zij voorzieningen ontvangen ingevolge de Rva 1997 of de ROA en vóór 11 februari 2000 een negatieve beschikking hebben ontvangen op het asielverzoek of intrekking of niet-verlenging van de VVTV, VTV of A-status, waarna geen andere negatieve beschikking op dit asielverzoek of de intrekking van de VVTV, VTV of A-status meer is gevolgd. Volgens deze Herziene werkwijze Stappenplan III behoudt een uitgeprocedeerde en documentloze asielzoeker de verstrekkingen, indien en zolang wordt meegewerkt aan vertrek uit Nederland.
3.2 Niet in geschil is dat eiseressen onder de Herziene werkwijze Stappenplan III vallen.
3.3 Thans ligt derhalve de vraag voor of eiseressen voldoende hebben meegewerkt aan hun terugkeer naar het land van herkomst. Meer specifiek is de vraag of verweerder, marginaal toetsend, het standpunt van de IND, dat eiseressen onvoldoende medewerking hebben verleend aan hun terugkeer naar het land van herkomst, heeft kunnen overnemen. Eiseressen zijn van mening dat het belang van een deugdelijke rechtsbescherming vergt dat in deze procedure integraal tegen de vaststelling dat niet zou zijn voldaan aan het meewerkcriterium kan worden opgekomen. Echter, blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: ABRvS) behoeft het COA de mededeling van de IND, dat eiseressen geen medewerking verlenen aan het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten, slechts marginaal te toetsen. Slechts indien op grond van de door eiseressen overgelegde gegevens of anderszins gebleken feiten en omstandigheden voor hem concrete aanleiding bestaat tot twijfel aan de juistheid van die mededeling kan het COA zich niet zonder meer op de mededeling van de IND baseren.
3.4 In het advies van de commissie Van Dijk van 15 januari 1998 is neergelegd dat het aan de asielzoeker is om aan te tonen dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Blijkens vaste jurisprudentie dient het meewerkcriterium ruim te worden uitgelegd. Zo heeft de ABRvS in zijn uitspraak van 25 april 2002 overwogen dat een belangrijk uitgangspunt van het gevoerde beleid is, dat van medewerking eerst sprake is, indien de vreemdeling alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om de voor de vaststelling van zijn identiteit benodigde gegevens ter kennis te brengen van de autoriteiten die tot het afgeven van een reisdocument in staat zijn. Volgens de commissie Van Dijk is hierbij echter wel van belang dat de asielzoeker tijdig en goed wordt geïnformeerd door verweerder over wat precies van hem verlangd wordt in het kader van de vaststelling.
3.5 De rechtbank oordeelt als volgt. Eiseres sub 1 heeft diverse pogingen ondernomen om in het bezit te komen van een Somalisch reisdocument. Zo heeft eiseres sub 1 meermalen contact opgenomen met het IOM en met diverse Somalische zelfhulporganisaties in Nederland, die haar geen van allen behulpzaam konden zijn bij het verkrijgen van een Somalisch reisdocument. Verder heeft zij getracht om telefonisch contact op te nemen met de Somalische vertegenwoordiging in Italië welke evenwel gesloten bleek te zijn. Voorts heeft eiseres sub 1 contact opgenomen met de heer Kout, advocaat te Amsterdam met een Somalisch paspoort, om te vragen waar hij dit paspoort had verkregen. De reactie was dat zijn paspoort illegaal was en dat hij niet wilde vertellen waar hij dit paspoort had verkregen. Daarnaast onderhoudt eiseres sub 1 contact met familieleden buiten Nederland en Somalië, maar ook zij kunnen haar niet helpen. Eiseres sub 2 heeft zelf geen activiteiten ontplooid, omdat de inspanningen van eiseres sub 1 mede betrekking hebben op eiseres sub 2.
Verweerder concludeert in het bestreden besluit dat eiseressen ondanks deze acties niet aan hun meewerkverplichting hebben voldaan. Verweerder voegt hieraan toe dat eiseressen alles in het werk dienen te stellen om een uitreisdocument te bemachtigen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eiseressen wordt tegengeworpen dat zij niet aan hun inspanningsverplichting hebben voldaan, omdat zij geen contact hebben opgenomen met het Consulaat te Rome en de permanente missie van Somalië te Geneve, en geen bekenden in het land van herkomst hebben aangeschreven. Eiseres sub 1 stelt echter dat zij wel telefonisch contact heeft opgenomen met het Consulaat te Rome, maar dat deze gesloten was. Eiseres sub 1 heeft voorts aangegeven dat zij niet van het bestaan van de missie ter Geneve op de hoogte was. Desgevraagd kon verweerder ter zitting niet aangeven of eiseressen wel van deze mogelijkheid op de hoogte zijn gesteld. Verweerder verwees naar het formulier M90, maar het is de rechtbank niet gebleken dat het bestaan van de missie ter Geneve hierin wordt genoemd. Gelet op het advies van de commissie Van Dijk mag van verweerder verwacht worden dat hij eiseressen tijdig en goed informeert over wat er van hen verwacht wordt in het kader van de inspanningsverplichting. Nu verweerder niet op voornoemde mogelijkheid heeft gewezen en niet aannemelijk is geworden dat eiseressen via een andere weg op de hoogte hadden moeten zijn van deze mogelijkheid, kan verweerder niet in redelijkheid van eiseressen verlangen dat zij zich tot de missie te Geneve wenden. Indien dit wel zou worden verlangd, zou naar het oordeel van de rechtbank de inspanningsverplichting van eiseressen zich niet meer evenredig verhouden tot de informatieplicht van verweerder en verweerder in feite een onmogelijke actie van eiseressen vragen.
Daarnaast heeft eiseres sub 1 aangegeven dat zij geen familie of bekenden meer heeft in het land van herkomst, wat door verweerder ook niet wordt betwist. Gezien de omstandigheden in het land van herkomst acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat eiseressen geen familie of bekenden meer hebben in het land van herkomst.
3.6 De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij tot de conclusie komt dat eiseressen niet al het mogelijke in het werk hebben gesteld om aan uitreisdocumenten te komen. Derhalve heeft verweerder zich niet in redelijkheid op grond van de door de IND verstrekte gegevens op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is dat eiseressen zich op het vlak van terugkeeractiviteiten voldoende inspanningen hebben getroost. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de verstrekkingen aan eiseressen niet kunnen beëindigen.
3.8 Het beroep is derhalve gegrond en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
3.9 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding om verweerder, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten die eiseressen redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van hun beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-, als kosten van verleende rechtsbijstand.
4 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op € 644,-, te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Leeuwen in tegenwoordigheid van mr. H.R. Eising als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2003.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 4 april 2003