ECLI:NL:RBSGR:2003:AH9642

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/16228, 03/16231
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van de voornemenprocedure in asielzaken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 april 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van verzoeker, een Ivoriaanse nationaliteit. Verzoeker had op 10 maart 2003 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 13 maart 2003 door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter stelde vast dat de motivering van de tegenwerping van de ongeloofwaardigheid van verzoekers herkomst en nationaliteit in het voornemen onvoldoende was, waardoor verzoeker niet adequaat kon reageren op de stellingen van verweerder. Dit leidde tot de conclusie dat de besluitvorming onvoldoende rekening had gehouden met verzoekers visie op de feiten. De voorzieningenrechter vernietigde de beschikking van 13 maart 2003 en droeg verweerder op opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige voorbereiding en de hoorplicht in asielprocedures, waarbij de rechten van de verzoeker gewaarborgd moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 03/16228 en 03/16231
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1980,
van Ivoriaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0303.10.0093,
gemachtigde: mr. A.J. Dost, advocaat te Arnhem,
verzoeker;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. A.H. Straatman,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 10 maart 2003 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 13 maart 2003 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 13 maart 2003 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker mag de behandeling van het beroep niet in Nederland afwachten. Bij verzoekschrift van 13 maart 2003 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist. Het verzoek is ter zitting van 28 maart 2003 behandeld. Verzoeker heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter zal toetsen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft en of bij afweging van de betrokken belangen uitzetting van verzoeker in afwachting van de beslissing op beroep moet worden verboden. Daarbij zal onder meer worden betrokken de vraag of geen twijfel kan bestaan dat verzoeker geen verdragsvluchteling is dan wel de beslissing niet in strijd is met andere rechtsregels. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC) dient tevens beoordeeld te worden of de aanvraag in dat kader op zorgvuldige wijze is afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van verzoeker komt op het volgende neer.
Verzoeker behoort tot de bevolkingsgroep der Yoruba en is afkomstig uit B te Ivoorkust. Verzoeker is christen. Verzoekers ouders zijn omgekomen bij een auto-ongeluk toen verzoeker zes jaar oud was. Verzoeker is hierna verzorgd door zijn oom, die moslim was. Verzoeker moest zijn oom helpen met zijn werk. Verzoekers oom was kruidendokter. Op straat werd verzoeker soms geïntimideerd door jongens van andere stammen. Op een zondag begin februari 2003 was verzoeker in de kerk, toen hij ineens geweerschoten hoorde. Alle mensen die in de kerk waren, zijn weggevlucht. Verzoeker is naar huis gerend en zag daar dat het huis in brand stond en dat zijn oom was omgekomen. Verzoeker is weggerend. Op een gegeven moment is hij tijdens de vlucht flauwgevallen en toen hij weer bijkwam bevond verzoeker zich op een schip. Verzoeker lag aan een infuus en op de vraag hoe hij op het schip terechtgekomen was, kreeg hij als antwoord dat hij zich daarmee niet bezig moest houden en dat hij eerst moest herstellen. Op 20 februari 2003 is verzoeker met dit schip Nederland ingereisd.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van het volgende.
Verzoeker heeft geen documenten overgelegd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet aan hem is toe te rekenen. Gezien de twijfel aan verzoekers nationaliteit en asielrelaas, wordt geen geloof gehecht aan de verklaring dat verzoekers identiteitsdocument bij een brand verloren is gegaan. Hiernaast heeft verzoeker geen gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen over zijn reis naar Nederland kunnen afleggen. Daarom is afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het relaas.
Voorts is niet geloofwaardig dat verzoeker afkomstig is uit Ivoorkust. Verzoeker kan weinig tot geen informatie over Ivoorkust verstrekken en geeft bovendien onjuiste informatie. Verzoeker geeft hiervoor geen afdoende verklaring. Verzoeker heeft verklaard altijd in dezelfde plaats gewoond te hebben, zodat in alle redelijkheid van hem verwacht mag worden dat hij eenvoudige zaken met betrekking tot de (directe) omgeving van zijn gestelde woonplaats kan benoemen. Bovendien spreekt verzoeker geen Frans. Zijn verklaring hiervoor dat hij niet naar school is gegaan en van zijn vrienden Engels heeft geleerd, is onvoldoende, nu algemeen bekend is dat de voertaal in Ivoorkust Frans is. Hier komt bij dat verzoeker zijn gestelde nationaliteit met geen enkel document heeft onderbouwd. Daarom is niet aannemelijk dat verzoeker in het gestelde land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Met betrekking tot hetgeen in de zienswijze is aangevoerd, wordt overwogen dat de juiste en verifieerbare verklaringen die verzoeker wel heeft afgelegd betrekking hebben op informatie die uit algemene bronnen afkomstig kan zijn. Daarentegen geeft verzoeker geen of onjuiste informatie over zaken die iemand die zijn hele leven in Ivoorkust heeft gewoond, zou moeten weten. Verzoeker is hiermee tijdens de gehoren herhaaldelijk geconfronteerd, maar heeft -ook in de zienswijze- niet geloofwaardig gemaakt dat hij de Ivoriaanse nationaliteit bezit.
Nu verzoekers relaas niet inhoudelijk getoetst wordt, kan evenmin getoetst worden aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, Vw 2000. De gestelde traumatische ervaringen kunnen niet geloofwaardig geacht worden, nu verzoekers nationaliteit en asielrelaas ongeloofwaardig worden geacht.
3.3 Verzoeker stelt zich samengevat op het volgende standpunt.
De door verweerder gestelde ongeloofwaardigheid is niet zodanig dat afzien van een inhoudelijke toets gerechtvaardigd is. Verzoeker is zowel in het nader gehoor als in het voornemen niet geconfronteerd met specifieke verklaringen die ongeloofwaardig zouden zijn, terwijl hij hier tijdens het nader gehoor en in de zienswijze wel om verzocht heeft. Tevens heeft verweerder geen gevolg gegeven aan verzoekers verzoek in de zienswijze om nader gehoord te worden. Hierdoor kan verzoeker zich op verschillende punten eerst in beroep verweren; dit is in strijd met een zorgvuldige procesorde en met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit klemt te meer, nu na een negatieve beschikking in AC geen opvang meer aan de betrokkene wordt verleend. Zonder vaste woon- of verblijfplaats is een vreemdeling vaak niet meer te traceren voor de rechtshulpverlener, met als gevolg dat de beschikking niet meer besproken kan worden. Daarom is van belang dat tijdens de AC-procedure alle redenen voor de mogelijke negatieve beschikking kunnen worden doorgenomen. Tevens is sprake van strijd met de hoorplicht en de plicht van zorgvuldige voorbereiding van de beslissing.
Verzoekers gemachtigde heeft de bestreden beschikking wel met verzoeker doorgenomen en in beroep wordt ingegaan op de verschillende door verweerder in het kader van de geloofwaardigheid tegengeworpen punten. Gelet hierop is niet onaannemelijk dat verzoeker wel degelijk afkomstig is uit Ivoorkust. Verzoeker heeft veel juiste details en landeninformatie over Ivoorkust gegeven en kon na confrontatie met eventueel onjuiste informatie uitleggen hoe hij zijn antwoord had bedoeld. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd dat verzoeker niet uit Ivoorkust afkomstig zou zijn, zodat in de rede ligt om een taalanalyse Yoruba te laten afnemen. De bestreden beschikking is in strijd met het motiveringsbeginsel.
4 Overwegingen
4.1 Met de in artikel 39 Vw 2000 neergelegde voornemenprocedure is blijkens de memorie van toelichting bij de Vw 2000 een nadere invulling beoogd van artikel 4:7 Awb en moet de voornemenprocedure worden geplaatst in het kader van de zorgvuldige voorbereiding door verweerder van diens beschikking (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 80 e.v.). Hiernaast is in de memorie van toelichting opgemerkt dat de voornemenprocedure mede dient om te voorkomen dat bij een eventuele rechterlijke toetsing, de rechter beschikt over een dossier dat door het ontbreken van de bezwaarfase minder duidelijk zou zijn over het standpunt van partijen met betrekking tot de feiten.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter -met verzoeker- van oordeel dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Verweerder heeft in het voornemen ten aanzien van verzoekers gestelde herkomst en nationaliteit tegengeworpen dat deze niet geloofwaardig zijn. Aan deze tegenwerping is in het voornemen echter slechts een zeer algemene motivering ten grondslag gelegd, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het voornemen niet duidelijk gemotiveerd is. Dit laatste is ter zitting door verweerder bevestigd. Eerst in de bestreden beschikking wordt concreet aangegeven op welke punten verzoeker onjuiste informatie over zijn gestelde plaats en land van herkomst zou hebben verstrekt. Hierdoor is het voor verzoeker, zoals hij in de zienswijze ook heeft aangevoerd, niet mogelijk geweest om zich te verweren tegen verweerders stellingen. Eerst in beroep heeft verzoeker adequaat kunnen reageren op de hem tegengeworpen onjuistheden. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat verweerder de bestreden beschikking onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid; verweerder heeft op deze wijze in de besluitvorming onvoldoende rekening kunnen houden met verzoekers visie op de feiten. Tevens beschikt de voorzieningenrechter door deze werkwijze van verweerder over een dossier dat minder duidelijk is over het standpunt van partijen met betrekking tot de feiten dan wanneer verweerder het voornemen voldoende gemotiveerd had en verzoeker hierop had kunnen reageren voordat de bestreden beschikking werd genomen. Dit klemt te meer, nu verweerder geen verweerschrift heeft overgelegd en ter zitting evenmin concreet is ingegaan op de door verzoeker ingebrachte stellingen met betrekking tot de concrete tegenwerpingen.
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat verzoeker door verweerders werkwijze niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij in beroep de mogelijkheid heeft gehad te reageren op het tegengeworpene. Gelet op het bovenstaande volgt de voorzieningenrechter dit standpunt niet.
4.2 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit weliswaar binnen 48 proces-uren, maar niet op zorgvuldige wijze is genomen. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van het beroep, zodat op grond van artikel 8:86 Awb onmiddellijk uitspraak zal worden gedaan in de hoofdzaak. Het beroep wordt gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 Awb. Verweerder wordt opgedragen opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak.
Het verzoek is gezien het voorgaande terecht ingediend, nu verweerder aan het beroep schorsende werking had onthouden. Als niet op het beroep zou worden beslist, zou aanleiding bestaan het verzoek toe te wijzen. Doordat met toepassing van artikel 8:86 Awb onmiddellijk uitspraak gedaan wordt op het beroep komt de procedure van verzoeker echter terug in de fase van de behandeling van zijn aanvraag. Gedurende die fase werd hij niet met uitzetting bedreigd en ook de nieuwe beoordeling mag hij op grond van de wet in Nederland afwachten. Verzoeker wordt dus door de beslissing op het beroep niet meer met uitzetting bedreigd. Daarom zal het verzoek worden afgewezen.
4.3 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van de procedures redelijkerwijs heeft moeten maken.
5 BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep geregistreerd onder Awb 03/16231 gegrond;
- vernietigt de beschikking van 13 maart 2003;
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte proceskosten ad € 966,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Doorn-Strookman als griffier op 2 april 2003.
Tegen deze uitspraak, voorzover daarbij in de hoofdzaak is beslist, kunnen partijen binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 2 april 2003