ECLI:NL:RBSGR:2003:AH9629
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en zorgvuldigheid van bestuursorgaan in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, een burger van Servië en Montenegro, op 7 april 2003 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 10 april 2003 afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), omdat verzoekster niet over de benodigde identiteits- en reisdocumenten beschikte. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij door een traumatische ervaring in 1999, waarbij zij door Servische soldaten werd verkracht, niet in staat was om de benodigde documenten mee te nemen naar Nederland. Tijdens de procedure is verzoekster gewezen op het belang van het overleggen van documenten ter ondersteuning van haar aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat de termijn die haar werd gegeven om deze documenten te overleggen, onvoldoende was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er slechts twee dagen verstreken zijn tussen het moment waarop verzoekster op de verplichting werd gewezen en de beslissing van de IND. Dit was niet genoeg tijd voor verzoekster om de originele documenten vanuit haar land van herkomst te verkrijgen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de IND niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van verzoekster gegrond verklaard, de beschikking van de IND vernietigd en de IND opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is de IND veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om zorgvuldigheid in acht te nemen bij de besluitvorming en de noodzaak om aanvragers voldoende gelegenheid te geven om aan hun verplichtingen te voldoen.