ECLI:NL:RBSGR:2003:AG0160
Rechtbank 's-Gravenhage
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, A, van Marokkaanse nationaliteit, had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat op 18 januari 2002 was genomen. Dit beroep werd op 26 juli 2002 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden voor het beroep niet tijdig waren ingediend. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met gronden die na de hersteltermijn waren ingediend.
De rechtbank oordeelde dat de indiening van de gronden na de herstelverzuimtermijn buiten de beroepstermijn viel. De rechtbank verwees naar artikel 2.3.3 van de Richtlijnen voor de vreemdelingenkamer, waaruit blijkt dat de termijn voor herstel van verzuim kan worden verlengd, mits een gemotiveerd verzoek tijdig wordt ingediend. Aangezien de opposant deze termijn had overschreden en geen verzoek tot verlenging had ingediend, was de rechtbank van mening dat de opposant niet conform de richtlijnen had gehandeld.
De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak van 26 juli 2002 terecht was en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.C. Oosterbroek, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van de griffier, mr. P.C. van der Vlugt.