ECLI:NL:RBSGR:2003:AF9882

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/017036-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Timmermans
  • Schirmeister
  • Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake oplichting en gebruik van valse geschriften

Op 10 juni 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en het gebruik van valse geschriften. De verdachte was op 4 april 2001 in verzekering gesteld en op 6 april 2001 weer in vrijheid gesteld. Tijdens de terechtzitting op 27 mei 2003 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Groen. De officier van justitie, mr. Kole, eiste een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de Staalbank N.V. heeft opgelicht door zich voor te doen als schuldeiser van rekeninghouders van de bank. Dit gebeurde door het sluiten van een incasso-contract met de Rabobank en het geven van valse incasso-opdrachten, waardoor bedragen van rekeninghouders werden afgeschreven. De verdachte heeft hierdoor aanzienlijke financiële schade veroorzaakt en het vertrouwen in het betalingsverkeer geschaad. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een eerder uittreksel uit het justitieel documentatieregister, waaruit bleek dat de verdachte eerder met politie en justitie in contact was geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
[parketnummer]
's-Gravenhage, 10 juni 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] [geboorteplaats]
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 mei 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Groen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en het gebruik maken van valse geschriften. Verdachte heeft samen met anderen de Staalbank N.V. opgelicht en bewogen tot afgifte van geld door, zich telkens voor te doen als schuldeiser van rekeninghouders van die bank. Verdachte heeft een incasso-contract gesloten met de Rabobank en vervolgens, samen met anderen, door het geven van valse incasso-opdrachten bedragen laten afschrijven van rekeninghouders bij Staalbank. De binnenkomende gelden op de rekening van verdachte bij de Rabobank, werden vervolgens onder meer weggesluisd naar enkele buitenlandse rekeningen. Hierdoor heeft verdachte grote financiële schade veroorzaakt en het vertrouwen in het betalingsverkeer bij dergelijke geldtransacties schade toegebracht.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 11 april 2002. Hieruit blijkt dat verdachte wel reeds eerder met politie en justitie in contact is geweest doch niet voor soortgelijke, ernstige, feiten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank navolgende straffen passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder feit 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
eendaadse samenloop van:
MEDEPLEGEN VAN OPLICHTING;
en:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK GEBRUIK MAKEN VAN EEN VALS GESCHRIFT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 225 LID 1 VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT, ALS WARE HET ECHT EN ONVERVALST, MEERMALEN GEPLEEGD.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 176 (HONDERDZESENZEVENTIG) uren resteren
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 88 (ACHTENTACHTIG) DAGEN;
in verzekering gesteld op : 4 april 2001,
in vrijheid gesteld op : 6 april 2001;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Schirmeister en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Bröcheler, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2003.