ECLI:NL:RBSGR:2003:AF9527

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037509-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hensen
  • Joele
  • Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging tot afpersing met verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen

Op 13 maart 2003 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing. De verdachte was op 20 november 2002 in verzekering gesteld en op 22 november 2002 in voorlopige hechtenis genomen. Tijdens de terechtzitting op 27 februari 2003, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Ohlenroth, eiste de officier van justitie, mr. Degeling, een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich telefonisch had gemeld bij de politie in Leiden, waarbij hij beweerde deel uit te maken van de terreurgroep Al Quaida en een bedrag van 150.000 Euro eiste, met de dreiging om een aanslag te plegen als niet aan zijn eisen werd voldaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn acties de angst voor terreuraanslagen heeft benut voor eigen gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn daden.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de vondst van een dreigbrief bij zijn aanhouding. De psychiater dr. B.A. Blansjaar concludeerde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. Gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar passend was. Daarnaast werd het inbeslaggenomen voorwerp, een brief, verbeurd verklaard. De rechtbank verklaarde het bewezen verklaarde feit strafbaar en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
's-Gravenhage, 13 maart 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
VERDACHTE,
[geboortedatum] [geboorteplaats]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 februari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Ohlenroth, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen briefje zal worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich telefonisch gemeld bij de politie in Leiden met de bewering dat hij behoorde tot de terreurgroep Al Quaida en dat hij een bedrag van 150.000 Euro in een rood koffertje wilde ontvangen op het station van Leiden. Wanneer men niet aan zijn eis zou voldoen, dreigde verdachte de boel op te blazen. Door deze wijze van optreden heeft verdachte getracht de verhoogde dreiging van, dan wel de toenemende angst voor terreuraanslagen te benutten voor eigen gewin. Hierbij heeft de verdachte op geen enkele wijze oog gehad voor de verstrekkende gevolgen die zijn daden zouden kunnen hebben, noch voor de angst, de overlast en de inzet van personeel en materieel die een dergelijke serieus te nemen bedreiging met zich meebrengt.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat bij aanhouding van de verdachte een dreigbrief werd gevonden, waarmee de verdachte een bank had willen bewegen tot afgifte van 25.000 Euro.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het Pro Justitiarapport van dr. B.A Blansjaar, psychiater, d.d. 7 januari 2003. De psychiater concludeert dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank deelt deze conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp is vervaardigd en bestemd tot het begaan van een soortgelijk misdrijf als het primair bewezenverklaarde;
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 33, 33a, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
- poging tot afpersing;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 20-11-2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 22-11-2002;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten een brief;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Joele en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Talsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2003.