ECLI:NL:RBSGR:2003:AF9326
Rechtbank 's-Gravenhage
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding bij bewaring onder de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over een verzoek om schadevergoeding in het kader van een bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, die de Russische nationaliteit heeft, had eerder een beroep ingesteld tegen de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring. De rechtbank had op 7 oktober 2002 het beroep gegrond verklaard, maar de vraag was of dit ook grond gaf voor schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 geen basis biedt voor schadevergoeding in gevallen van wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring. Dit artikel is enkel van toepassing bij opheffing van de bewaring zelf. De rechtbank benadrukte dat schadevergoeding alleen kan worden toegekend voor de onrechtmatigheid van de bewaring zelf, niet voor de wijze van uitvoering daarvan.
Daarnaast werd artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, dat schadevergoeding kan toekennen indien het beroep gegrond wordt verklaard. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de bewaring in een politiecel niet onder het besluitbegrip van de Awb valt, waardoor ook hier geen schadevergoeding kon worden toegekend. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, omdat de specifieke regeling van de Vreemdelingenwet voorrang heeft boven de algemene regeling van de Awb. De rechtbank besloot dat er geen juridische grondslag was voor de vreemdeling om aanspraak te maken op schadevergoeding, en dat de situatie van een appellabel besluit niet aan de orde was, aangezien de vreemdeling zich niet tot de verweerder had gewend met een verzoek om schadevergoeding.