RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Almelo
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
enkelvoudige kamer
regnr.: Awb 02/24086 BEPTDN BE
inzake: A,
geboren op [...] 1983,
van Guinese nationaliteit,
IND dossiernummer 0108-22-8059,
eiser;
gemachtigde: mr. S.J. Cats, advocaat te Emmen,
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder;
vertegenwoordigd door mr. A.P.J.M. Vos , ambtenaar ten departemente,
1.1 Op 22 augustus 2001 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Op 7 november 2001 heeft verweerder een kennisgeving van het voornemen tot afwijzing van de aanvraag bekend gemaakt. Bij brief van 21 januari 2002 heeft eiser hierop gereageerd met een zienswijze. Bij besluit van 26 februari 2002 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij brief van 25 maart 2002 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Het beroep is ter zitting van 27 februari 2003 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. De rechtbank zal daarbij op grond van artikel 83 Vw 2000 rekening houden met feiten en omstandigheden die na het nemen van de bestreden beschikking zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.
3.1 Het asielrelaas van eiser komt op het volgende neer.
In december 2000 werd de woonplaats van eiser, B, aangevallen door rebellen. Zijn familie heeft hij sindsdien niet meer gezien. Eiser is bij de moskee opgepakt en meegenomen door de rebellen. Eiser heeft ongeveer een dag moeten lopen en is vervolgens bij een rivier in de bergen twee maanden vastgehouden. Eiser moest christen worden en mocht niet meer volgens de Islam bidden. Ter herkenning hebben de rebellen bij de gevangenen een kruis op de neus aangebracht. Aanvankelijk werden de gevangenen bewaakt, later niet meer. Eiser is ontsnapt toen hij met een groep mensen water ging halen. Hij heeft zich in de bush schuilgehouden. Eiser is uiteindelijk met een pick-up meegereden naar B. In zijn woonplaats bleek de winkel van zijn vader helemaal afgebrand te zijn. Hij is toen met een vrachtwagen naar Conakry vertrokken. Daar heeft hij in de haven gewerkt tot hij per boot uit Guinee vertrokken is.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser zijn nationaliteit, identiteit en reisroute niet met documenten heeft onderbouwd. Zijn identiteitskaart zou bij een aanval verloren zijn gegaan. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser na de aanval in december 2000 nog tot juli 2001 in Conakry zou hebben kunnen verblijven en werken, terwijl uit een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 24 augustus 2000 is gebleken dat iedereen in Guinee voorzien dient te zijn van een identiteitskaart die bij veiligheidscontrolepunten getoond moet worden. Temeer daar eiser heeft verklaard dat er intensieve controles waren, kan aan het ontbreken van zijn identiteitskaart geen geloof worden gehecht. Het wordt voorts niet aannemelijk geacht dat eiser geen enkel indicatief bewijs van zijn reis heeft kunnen overleggen, noch in staat is om gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen omtrent de reisroute af te leggen. Dat hij niet meer weet en geen schoolopleiding heeft genoten, vormt hiervoor geen verklaring. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De verklaringen van eiser dat hij tijdens controles voorwendde gek te zijn, leidt niet tot andere conclusies.
Verweerder acht niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor negatieve belangstelling van de zijde van de rebellen, nu de eenvoudige wijze waarop hij heeft kunnen ontsnappen niet duidt op een bijzondere negatieve belangstelling voor hem van de zijde van de rebellen. Gelet op de marginale activiteiten die eiser gedwongen heeft moeten verrichten, wordt niet aannemelijk geacht dat hij wegens zijn detentie bij de rebellen als opposant van het huidige regime te boek staat. De omstandigheid dat eiser sedert zijn ontsnapping in februari 2001 nog tot juli 2001 in Conakry heeft kunnen verblijven duidt er niet op dat hij te vrezen heeft van de zijde van de autoriteiten. Niet valt in te zien waarom eiser geen nieuw document had kunnen vragen. Ook op andere gronden komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij door zich voor te doen als een geestelijk gestoorde zwerver kon voorkomen dat zijn identiteit door soldaten gecontroleerd werd. De vader van eiser heeft getracht een identiteitskaart voor eiser te verkrijgen. Dit is niet gelukt in verband met de oorlog. Ook daarna is dit eiser niet gelukt omdat hij niet in het bezit was van een uittreksel uit het bevolkingsregister of een jugement suppletif. Eiser heeft getracht een zo duidelijk mogelijk beeld van zijn reisroute te schetsen. Rekening moet gehouden worden met het beperkte intellectuele niveau van eiser. Eiser heeft verklaard wat hij wist. Bij terugkeer zal eiser door het merkteken op zijn neus herkend worden door de rebellen. De rebellen hebben aangegeven dat iedereen, die ontsnapt, opgespoord en doodgeschoten zal worden. Juist door zijn ontsnapping heeft eiser de aandacht van de rebellen op zich gevestigd. Ook in regeringsgebied brengt zijn verblijf bij de rebellen hem in problemen. De regering zal hem ook herkennen aan het merkteken op zijn neus. Bovendien beschikt hij niet over een identiteitsbewijs, terwijl hij voor het aanvragen daarvan documenten nodig heeft die hij niet in zijn bezit kan krijgen. Omdat hij geen documenten bezit zal hij bij gedwongen terugkeer worden gedetineerd.
Eiser doet voorts een beroep op het traumatabeleid, nu de mishandeling is veroorzaakt door een groepering waartegen de overheid geen bescherming kon of wilde bieden. De rebellen deinzen nergens voor terug en de Guinese overheid staat hier veelal machteloos tegenover.
4.1 Op grond van artikel 1 (A) Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
4.2 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Guinee zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, of c, Vw 2000 dient te worden verleend. Eiser zal daarom aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas op voorhand is aangetast, nu eiser zijn nationaliteit, identiteit en reisroute niet met documenten heeft onderbouwd en voor het ontbreken daarvan evenmin aannemelijke verklaringen heeft afgelegd. De verklaring in het beroepschrift dat eisers vader geen identiteitskaart voor hem heeft kunnen verkrijgen omdat de oorlog begon, wijkt af van de eerdere verklaring dat de identiteitskaart van eiser is verbrand bij de aanval van de rebellen op zijn woonplaats. Nu voor deze afwijkende verklaring ook ter zitting geen afdoende reden is gegeven, is de conclusie van verweerder dat eens temeer geen geloof kan worden gehecht aan zijn verklaringen omtrent het ontbreken van zijn identiteitsdocumenten, gerechtvaardigd. Met betrekking tot de reisroute heeft eiser weinig informatie kunnen verschaffen. Eiser heeft in dit verband gewezen op de omstandigheid dat hij geen uitgebreide opleiding heeft genoten. Verweerder heeft overwogen dat dit gegeven geen verklaring vormt voor het ontbreken van meer dan globale verklaringen omtrent zijn reis. De rechtbank acht dit standpunt in het onderhavige geval niet onredelijk. Eiser heeft immers bijna vijf jaar een schoolopleiding gevolgd en het gaat hier bovendien om het afleggen van verklaringen over eigen waarneming.
Met betrekking tot de problemen, die eiser stelt bij terugkeer te zullen ondervinden van de zijde van de rebellen wegens het litteken op zijn neus, heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat eiser in de periode dat hij voor zijn vertrek in Conakry heeft verbleven, geen problemen ondervonden heeft van de zijde van de rebellen. Verweerder heeft in het verweerschrift tevens gewezen op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2002. Uit genoemd ambtsbericht is gebleken dat de veiligheidssituatie in Guinee verbeterd is, dat er in de verslagperiode (februari tot oktober 2002) geen significante aanvallen hebben plaatsgevonden op Guinees grondgebied en dat de situatie in geheel Guinee thans relatief veilig en stabiel is.
Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank verder terecht op gewezen dat eiser tijdens de periode dat hij voor zijn vertrek in Conakry heeft verbleven geen problemen heeft ondervonden. De stelling van eiser dat hij controles heeft weten te voorkomen door zich als een geestelijke gestoorde zwerver voor te doen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, het litteken op zijn neus heeft hij daarmee niet kunnen verbloemen. Ook overigens heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten gevolge van het litteken met de rebellen zal worden geassocieerd.
Uit voornoemd ambtsbericht is immers gebleken dat Guineeërs, die recentelijk zijn gevlucht als gevolg van aanvallen tegen Guinee door rebellen en die elders asiel hebben aangevraagd, zonder problemen kunnen terugkeren, mits de persoon in kwestie slachtoffer en niet aanstichter van de aanvallen was. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat eiser bij terugkeer naar Guinee problemen van de zijde van de autoriteiten zal ondervinden.
Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen vluchteling is.
4.3 Het is – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – niet aannemelijk dat eiser gegronde reden heeft aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt te worden onderworpen aan folteringen dan wel aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
4.4 Niet is gebleken van zodanig klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verlangd kan worden dat eiser terugkeert naar het land van herkomst.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat een beroep op het traumatabeleid niet kan slagen omdat de gestelde mishandeling niet is veroorzaakt van overheidswege of door politieke of militante groeperingen, die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet willens is bescherming te bieden. In het verweerschrift heeft verweerder dit nader gespecificeerd met de overweging dat eiser niet mishandeld is door een groepering waartegen de overheid in Guinee hem geen bescherming kon of wilde bieden. In dat verband heeft verweerder gewezen op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2002, waaruit volgens verweerder voldoende blijkt dat de autoriteiten in Guinee personen bescherming kunnen en willen bieden tegen eventuele problemen van de zijde van de rebellen.
Ter zitting heeft verweerder ter onderbouwing hiervan desgevraagd gewezen op paragraaf 2.3 van voornoemd ambtsbericht waaruit volgens verweerder blijkt dat de veiligheidssituatie in Guinee stabiel is en de situatie onder controle is. Hoewel in voornoemd ambtsbericht een concrete passage, waaruit de door verweerder gemaakte gevolgtrekking dat de autoriteiten in staat en willens zijn om personen als eiser bescherming te bieden direct kan worden afgeleid, ontbreekt, kan dit naar het oordeel van de rechtbank wel uit de diverse conclusies van het ambtsbericht, in samenhang bezien, worden afgeleid. Nu er enerzijds sprake is van een relatief veilige en stabiele situatie in geheel Guinee en anderzijds Guineeërs, die recentelijk zijn gevlucht als gevolg van aanvallen tegen Guinee door rebellen en die elders asiel hebben aangevraagd, zonder problemen kunnen terugkeren, mits de persoon in kwestie slachtoffer en niet aanstichter van de aanvallen was, heeft verweerder daaruit naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen concluderen dat de autoriteiten in Guinee personen als eiser bescherming kunnen en willen bieden.
Het beroep op het traumatabeleid kan dan ook niet slagen.
4.5 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, ongegrond.
4.6 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.K.H. van Tilborg als griffier op 6 mei 2003
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 6 mei 2003