ECLI:NL:RBSGR:2003:AF8999

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037463-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • J. Joele
  • A. van der Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege na gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 mei 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens ten tijde van het delict. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum concludeerden dat de verdachte de ongeoorloofdheid van zijn daad kon inzien, maar dat het feit hem in verminderde mate kon worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat het rapport van het Pieter Baan Centrum duidelijk en goed gemotiveerd was, en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, omdat er geen sprake was van voorbedachten rade. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, doodslag, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had zijn vrouw om het leven gebracht door haar keel dicht te knijpen, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden meegewogen in de strafmotivering. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege, gezien de complexiteit van de geestelijke stoornissen van de verdachte en het gevaar voor herhaling.

De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen, en de rechtbank heeft zich aangesloten bij de conclusies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, mr. Arema, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037463-02
rolnummer 0009
's-Gravenhage, 6 mei 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer, te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 april 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr Arema, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Wösten heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en tevens dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte zullen worden teruggegeven.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding impliciet primair is telastgelegd (moord). Naar haar oordeel is bij verdachte geen sprake geweest van het voor voorbedachten rade vereiste kalm beraad en rustig overleg.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
De raadsvrouw heeft betoogd dat er bij haar cliënt (mogelijk) sprake was van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Zij heeft de rechtbank verzocht een nader onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid van haar cliënt te gelasten omdat het haar niet duidelijk is waarom het Pieter Baan Centrum niet tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid heeft geconcludeerd. Ook heeft zij aangevoerd dat haar cliënt van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen.
De rechtbank kan de raadsvrouw hierin niet volgen. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport aangegeven dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, maar tevens dat hij de ongeoorloofdheid van zijn daad heeft kunnen inzien. Op grond hiervan komen zij tot het deskundig oordeel dat het telastgelegde feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van het Pieter Baan Centrum duidelijk is, goed gemotiveerd en consitent. Voor een nader onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid van verdachte bestaat derhalve geen aanleiding. Evenmin dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte is deswege strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zijn vrouw, moeder van drie kinderen, om het leven gebracht Hij heeft daartoe met zijn handen de keel van zijn vrouw dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden, tengevolge waarvan zijn vrouw is overleden. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Hij heeft zijn vrouw een toekomst en zijn kinderen hun moeder ontnomen. Het gewelddadig overlijden van het slachtoffer heeft ook bij de overige nabestaanden gevoelens van groot verdriet teweeggebracht. De nabestaanden zullen dan ook nog geruime tijd nodig hebben om het verlies van het slachtoffer te kunnen verwerken. Bovendien worden door dergelijke feiten de in de samenleving bestaande gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld is, gelet op de ernst van het feit, bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf slechts van zeer beperkte betekenis.
Omtrent de persoon van verdachte is op 14 april 2003 rapport uitgebracht door C.M. van Deutekom, psycholoog en A.C. Bruijns, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
In hun rapport concluderen genoemde deskundigen dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem telastgelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat dit feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. In genoemd rapport van het Pieter Baan Centrum wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Tevens lijdt hij vanaf zijn adolescentie aan hypochondrie. De borderline persoonlijkheidsorganisatie, met de zwakte in de persoonlijke identiteit, vorm in structurele zin de kern van stoornis. De rigiditeit behorend bij de persoonlijkheidsstoornis werd aangewend om verval van de persoonlijkheid tegen te gaan. Deze stoornissen hebben bij de totstandkoming van het tenlastgelegde een belangrijke rol gespeeld.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
Het gevaar voor herhaling van een soortgelijk feit is volgens de deskundigen zeker aanwezig. Geadviseerd wordt dan ook de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank, van oordeel dat de veiligheid van anderen zulks vereist, zal de maatregel ter beschikkingstelling opleggen alsmede verpleging van overheidswege. Immers, een minder ingrijpend juridisch kader wordt door het onderzoekend team van het Pieter Baan Centrum als ontoereikend geacht, vanwege de complexiteit en de uitgebreidheid van de stoornissen en de afwezigheid van inzicht in de aard en de ernst van de stoornissen. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank mede het volgende in aanmerking genomen. In geval van oplegging van een gevangenisstraf gecombineerd met de maatregel van terbeschikkingstelling, zit de veroordeelde eerst zijn gevangenisstraf uit tot de datum van vervroegde invrijheidstelling. Daarna moet hij als passant in een huis van bewaring verblijven in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek. Momenteel duurt die wachtperiode in veel gevallen een jaar of zelfs langer. De rechtbank legt op grond hiervan een gevangenisstraf op van een kortere duur dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 11.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Doodslag;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 oktober 2002
in voorlopige hechtenis gesteld op : 28 oktober 2002,
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 11;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Joele en Van der Wind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Kleijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2003.
mr Van der Wind is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
parketnummer 09/037463-02