ECLI:NL:RBSGR:2003:AF8837
Rechtbank 's-Gravenhage
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 januari 2003 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, geboren in 1978 en van Soedanese nationaliteit, had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank, waarbij zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van de opposant niet had verklaard dat hij bepaaldelijk was gevolmachtigd om namens de opposant beroep in te stellen, zoals vereist door artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000.
De opposant heeft op 5 juli 2002 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de openbare zitting op 29 november 2002 heeft de gemachtigde, mr. R.M.J. Lanting, het verzet toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens de vraag beoordeeld of de eerdere niet-ontvankelijk verklaring terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat in dit specifieke geval de gemachtigde van de opposant in de beroepschriften had verklaard dat hij gemachtigd was, wat voldeed aan de eisen van de wet.
De rechtbank heeft in haar motivering aangegeven dat de zittingsplaats Zutphen haar eerdere standpunt had verlaten en dat het sindsdien voldoende was dat expliciet werd verklaard dat de advocaat-gemachtigde gemachtigd was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het verzet gegrond. De uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzet gegrond werd verklaard, werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M. Beeren. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.