ECLI:NL:RBSGR:2003:AF8285

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/10437
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting van een Armeense vluchteling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een Armeense nationaliteit, had op 8 oktober 2002 een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, welke op 21 november 2002 door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker op 17 februari 2003 beroep ingesteld, maar het beroepschrift was niet binnen de wettelijke termijn ingediend. De verzoeker stelde dat de beschikking niet met behulp van een tolk was uitgereikt, waardoor hij de inhoud van de beschikking niet kende. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien het voorblad van de bestreden beschikking, waarop niet was aangegeven dat de beschikking met behulp van een tolk was uitgereikt, mogelijk sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hierdoor was het voor de voorzieningenrechter niet voldoende vast komen te staan dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend volgens artikel 82, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van de verzoeker achterwege dient te blijven totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 322 aan de verzoeker, met de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 03/10437
UITSPRAAK
inzake: A alias A,
geboren op [...] 1950,
van Armeense nationaliteit,
IND dossiernummer 0210.08.8065,
gemachtigde: mr. H. Tadema, advocaat te Deventer,
verzoeker;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 8 oktober 2002 heeft verzoeker een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend. Bij beschikking van 21 november 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij brief van 17 februari 2003 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker mag de behandeling van het beroep niet in Nederland afwachten. Bij verzoekschrift van 17 februari 2003 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep is beslist.
2 Toetsingskader
2.1 Niet in geschil is dat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn is ingediend, nu de bestreden beschikking is uitgereikt op 4 december 2002 en het beroep is ingesteld op 17 februari 2003. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 82, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), het beroepschrift niet in Nederland mag worden afgewacht.
Verweerder heeft aangegeven dat verzoeker ook de behandeling van zijn verzoekschrift niet hier te lande mag afwachten, nu dit verzoekschrift niet tijdig is ingediend.
3 Overwegingen
3.1 Verzoeker heeft aangevoerd dat de beschikking niet met behulp van een tolk is uitgereikt, zodat hij de inhoud van het stuk, dat de beschikking bleek te zijn, niet kende.
Door een reactie van verweerder werd bekend dat er al een beschikking was en zijn zo spoedig mogelijk stappen ondernomen.
3.2 De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat, mede gelet op het voorblad bij de bestreden beschikking, waarop niet is aangegeven dat de beschikking is uitgereikt met behulp van een tolk, mogelijk sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat thans derhalve onvoldoende vast dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend in de zin van artikel 82, derde lid, Vw 2000.
Gelet hierop ziet de rechter aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht, toe te wijzen in die zin dat uitzetting achterwege dient te blijven tot een beslissing is genomen op het beroep.
3.3 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
4 BESLISSING
De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat uitzetting achterwege dient te blijven tot op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten ad € 322 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar als griffier op 12 maart 2003.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 12 maart 2003