ECLI:NL:RBSGR:2003:AF7880

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/898 MAWKLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in studiekosten voor militairen en de toepassing van artikel 17c van het AMAR

In deze zaak heeft eiser, een kapitein b.d. bij de Koninklijke Luchtmacht, verzocht om een tegemoetkoming van 100% in de studiekosten van een opleiding aan de Luchtvaartschool van de KLM. De aanvraag werd afgewezen door de bevelhebber der luchtstrijdkrachten, met als argument dat de regeling van artikel 17c van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) niet bedoeld is voor het wegwerken van achterstanden die zijn opgelopen door interne bedrijfsopleidingen. Eiser heeft echter betoogd dat de opleiding noodzakelijk was om te voldoen aan de eisen van de burgerluchtvaart, aangezien zijn eerdere vliegopleiding niet meer voldeed aan de huidige normen.

De rechtbank heeft de zaak op 8 januari 2003 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen duidelijke criteria waren voor de beoordeling van verzoeken om studiefaciliteiten op het moment van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de interpretatie van verweerder niet kon worden ondersteund door de tekst of toelichting van de regeling. Eiser heeft aangetoond dat zijn opleiding essentieel was voor zijn kansen op de arbeidsmarkt buiten de krijgsmacht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet kon worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag lag. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, het besluit van verweerder is vernietigd en verweerder is opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 644,-. De rechtbank heeft benadrukt dat de regeling van artikel 17c van het AMAR juist bedoeld is om militairen te ondersteunen bij het verbeteren van hun externe werkzekerheid, en dat de afwijzing van de aanvraag van eiser niet in overeenstemming was met deze doelstelling.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 02/898 MAWKLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
De bevelhebber der luchtstrijdkrachten, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij formulier gedateerd 18 oktober 2000 heeft eiser bij verweerder om een tegemoetkoming van 100% in de studiekosten van de opleiding "[studie]" verzocht.
Bij besluit van 15 januari 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2002, verzonden op gelijke datum, heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 4 maart 2002, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn nadien ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 8 januari 2003 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J. Ossewaarde, advocaat te Middelburg.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.H.A. Nathans.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, en verweerder in de gelegenheid gesteld om een aantal nader aangeduide stukken in het geding te brengen.
Van de kant van eiser is bij brief van 10 februari 2003 op die stukken commentaar geleverd bij wijze van aanvullende memorie.
Partijen hebben de rechtbank op grond van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten.
Motivering
Ingevolge artikel 17c, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (verder te noemen: AMAR) kan de militair die is aangesteld voor onbepaalde tijd en die, zonder daarvoor ingevolge de overige bepalingen van dit hoofdstuk te zijn aangewezen, voor eigen rekening een studie of opleiding volgt of heeft voltooid die naar het oordeel van de bevelhebber in het belang van de bevordering van de externe werkzekerheid van de militair is, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van 100% in gemaakte studie- en opleidingskosten. De militair komt alleen voor tegemoetkoming in aanmerking als de studie of opleiding is gericht op het wegnemen van opgelopen lacunes in de (beroeps)opleiding of het slechten van scholingsachterstand voor de arbeidsmarkt en niet indien zij louter gericht is op positieverbetering.
Eiser, kapitein b.d., is in het bezit van een Groot Militair Brevet (GMB) en was laatstelijk werkzaam als [functie] op de [locatie] te [plaats]. In verband met pogingen om een werkkring buiten de Koninklijke Luchtmacht te vinden heeft hij (met succes) deelgenomen aan de opleiding “[studie]” bij de Luchtvaartschool van de KLM op de luchthaven Eelde. De kosten van die opleiding hebben € 7098,94 bedragen. Eiser heeft om vergoeding van die kosten gevraagd.
Verweerders afwijzende besluit berust in hoofdzaak op de overweging dat artikel 17c van het AMAR niet in het leven is geroepen met het oog op het wegwerken van achterstanden of lacunes die zijn opgelopen bij de interne bedrijfsopleiding die specifiek gericht was op functies die alleen binnen de Koninklijke Luchtmacht voorkomen, en niet in de civiele sector. Als de militair buiten de Koninklijke Luchtmacht een functie wil gaan vervullen die in lijn ligt met de door hem vervulde specifieke militaire functie, dan kan hij volgens verweerder in beginsel geen beroep doen op deze bepaling.
Artikel 17c van het AMAR betreffende studiefaciliteiten in het kader van de externe werkzekerheid is ingevoerd bij KB van 25 januari 2000 tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 juli 2000. Blijkens de toelichting zijn de regels ten aanzien van opleiding verruimd om de interne en externe werkzekerheid van het defensiepersoneel te vergroten. Externe zekerheid ziet op de arbeidsmarktpositie en het kwaliteitsniveau benodigd voor functies buiten de sector defensie. Bij de afweging of opleidingen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de opleidingskosten wordt bezien of deze opleidingen in ruime zin kunnen bijdragen aan de positie van het personeel op de arbeidsmarkt.
Ten tijde van de beoordeling van eisers verzoek bestonden nog geen (nadere) criteria op basis waarvan verzoeken tot toekenning van studiefaciliteiten konden worden beoordeeld.
Voor de juistheid van verweerders interpretatie, inhoudende dat de regeling niet bedoeld is om achterstanden of lacunes als gevolg van interne bedrijfsopleidingen weg te werken, heeft de rechtbank evenwel noch in de tekst, noch in de toelichting daarop enig aanknopingspunt kunnen vinden. Niet valt in te zien waarom een militair, die op het gebied van scholing een achterstand heeft opgelopen ten opzichte van de eisen die in het algemeen op de arbeidsmarkt worden gesteld, niet in aanmerking zou kunnen komen voor studiefaciliteiten die erop zijn gericht om die achterstand weg te nemen. De regeling van artikel 17c van het AMAR lijkt daarvoor bij uitstek in het leven te zijn geroepen, nu deze beoogt om militairen meer kansen te geven buiten de krijgsmacht. Of die scholingsachterstand is ontstaan door, dan wel samenhangt met interne opleidingen bij defensie, is daarbij niet relevant.
Afgezien hiervan gaat de redenering van verweerder in het geval van eiser niet op. Verweerder heeft weliswaar benadrukt dat eiser als beroepsmilitair bij de landmacht het GMB heeft gehaald, doch feitelijk onjuist is de stelling dat verweerder eiser heeft opgeleid voor een ander vak dan waarvoor hij oorspronkelijk is opgeleid, en dat verweerder nu ten onrechte opdraait voor lacunes ten opzichte van de in de burgerluchtvaart geldende eisen. Uit de stukken is immers gebleken dat eiser bij zijn aanstelling reeds een vliegopleiding had genoten, en destijds in het bezit was van het zogeheten vliegbewijs B3. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat de geldigheid van dat vliegbewijs en van de bevoegdheid tot “blindvliegen” gedurende het dienstverband bij de krijgsmacht is verlopen, en dat hij de in geding zijnde opleiding uitsluitend heeft gevolgd om (wederom) te voldoen aan de in de burgerluchtvaart geldende eisen, nadat hem was gebleken dat hij anders geen kans maakte op een betrekking als (verkeers)vlieger.
Omstreeks de datum van het bestreden besluit heeft de Staatssecretaris van Defensie criteria geformuleerd voor de toepassing van artikel 17c van het AMAR, nadat was gebleken dat daaraan in de praktijk behoefte bestaat. Uit de desbetreffende circulaire van 28 december 2001 blijkt evenmin dat de regeling niet zou zijn bedoeld voor een geval als dat van eiser. Zo is onder punt 5 van die circulaire vermeld dat de regeling (onder meer) is bedoeld voor de militair die reeds een voor de arbeidsmarkt relevante opleiding heeft gevolgd, maar wiens kennis of ervaring lacunes vertoont ten opzichte van hetgeen in de civiele maatschappij wordt gevraagd. De vraag of sprake is van lacunes dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen die op de arbeidsmarkt aan een bepaalde opleiding worden gesteld. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat de door hem gevolgde opleiding een essentieel basisvereiste is om in de burgerluchtvaart aan de slag te kunnen.
Verder is onder punt 1 van de circulaire benadrukt dat, indien blijkt dat een militair op het gebied van scholing een achterstand heeft, de faciliteiten van artikel 17c op ruimhartige wijze dienen te worden ingezet.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Dit besluit verdraagt zich dus niet met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Overigens geldt als onweersproken dat verweerder aan een collega van eiser wel een tegemoetkoming heeft toegekend voor dezelfde opleiding. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan niet worden staande gehouden dat het hier om een evident foute beslissing ging, zoals van de kant van verweerder is betoogd. Verweerder kan een beroep op het gelijkheidsbeginsel dus niet weerleggen door te verwijzen naar jurisprudentie, inhoudende dat een bestuursorgaan niet kan worden gedwongen om een éénmaal gemaakte fout ten aanzien van een andere ambtenaar te herhalen. Dat bedoelde collega van eiser niet in gelijke, althans voldoende vergelijkbare omstandigheden zou verkeren, is gesteld noch gebleken.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder wordt opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op gemiddeld, en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend. Het bedrag dat verweerder dient te vergoeden is derhalve € 644,-.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit van 24 januari 2002;
Draagt verweerder op om binnen acht weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Bepaalt dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 109,--, vergoedt;
Veroordeelt verweerder in door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,--, welke kosten voormelde rechtspersoon aan eiser dient te vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2003, in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. M.S.E. Hage.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: