ECLI:NL:RBSGR:2003:AF7748
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bewaringsprocedure vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 februari 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bewaringsprocedure. De verzoeker, een Braziliaanse nationaliteit, was op 12 februari 2003 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Bij beroepschrift van 14 februari 2003 heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen deze maatregel. De advocaat van de verzoeker, mr. M. Hersman, heeft verzocht om een voorlopige voorziening, inhoudende dat de staat verboden wordt om verzoeker voor 20 maart 2003 uit Nederland te verwijderen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de vraag gesteld of de bewaringsprocedure als connexe bodemprocedure voor de voorlopige voorziening kan gelden. De rechtbank laat deze vraag in het midden, maar benadrukt dat de bewaringsrechter zich nog moet uitspreken over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Dit betekent dat de voorzieningenrechter extra alert moet zijn om de bewaringsprocedure niet te doorkruisen door een verbod op uitzetting uit te spreken. De rechtbank concludeert dat er geen onverwijlde spoed is gebleken, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank wijst het verzoek af, omdat er geen concrete redenen zijn aangedragen die nopen tot het treffen van een voorlopige voorziening voordat de bewaringsrechter oordeelt. Er is geen datum van uitzetting genoemd, wat de spoedeisendheid van het verzoek ondermijnt. De beslissing is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:83 lid 3 van de Awb, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.