ECLI:NL:RBSGR:2003:AF6487
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtstreekse werking van artikel 11, eerste lid, Overeenkomst van Dublin in asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 februari 2003 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Afghaanse nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie afgewezen op grond dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij de rechtbank diende te beoordelen of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kon doorstaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een periode van meer dan zes maanden is verstreken tussen de indiening van de asielaanvraag en het verzoek om overname aan Duitsland. De rechtbank heeft daarbij artikel 11, eerste lid, van de Overeenkomst van Dublin (OvD) in overweging genomen, dat bepaalt dat de Lid-Staat waarbij een asielverzoek is ingediend, verantwoordelijk is voor de behandeling ervan indien binnen zes maanden geen verzoek tot overname wordt gedaan. De rechtbank oordeelt dat deze bepaling rechtstreekse werking heeft en dat de overschrijding van de termijn niet buiten beschouwing mag worden gelaten, ook al heeft eiser hier geen beroep op gedaan.
De rechtbank concludeert dat de claimtermijn is overschreden en dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de behandeling van het asielverzoek van eiser aan zich zal moeten trekken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van 21 november 2002 en bepaalt dat verweerder opnieuw beslist met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.