Daarnaast heeft NSR in deze brief een beroep gedaan op de minister om de voor de komende jaren voorziene reeks verhogingen van de gebruiksvergoeding voor de infrastructuur vooralsnog uit te stellen.
2.11 Bij brief van 24 augustus 2001 heeft NSR aan de leden van het Locov bevestigd dat zij besloten had de tarieven voor 2002 niet te verhogen.
2.12 Bij brief van 3 september 2001 aan NSR heeft de minister formeel vastgesteld dat het besluit van NSR om de tarieven voor het jaar 2002 niet te verhogen paste binnen de afspraken die in artikel 22 van het OC II waren gemaakt. Daarnaast heeft de minister in deze brief te kennen gegeven nog geen besluit te willen nemen over het verzoek van NSR om uitstel van de gebruiksvergoeding voor de infrastructuur.
2.13 Op 19 juni 2002 heeft overleg plaatsgevonden tussen de minister en enkele van haar medewerkers enerzijds en de president directeur ad interim van NSR, [president di[president directeur ad interim], en enkele van zijn medewerkers anderzijds. Het gesprek ging onder meer over de bevindingen van [president directeur ad interim], wiens ad interim periode eindigde op 30 juni 2002, het aflopen van het OC II en voorgenomen tariefverhogingen van NSR.
2.14 Bij brief van 21 juni 2002 heeft NSR aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna: het ministerie) onder meer bericht van plan te zijn zowel op 31 december 2002 als op 1 januari 2003 tariefwijzigingen door te voeren. In de brief werd gerefereerd aan de prijsregulerende afspraak neergelegd in artikel 22.3 OC II. Daarbij berichtte NSR deze bepaling zo te lezen dat zij in enig kalenderjaar de volledige vrijheid zou hebben om op ieder door haar gewenst tijdstip de tarieven aan te passen mits zij binnen dat kalenderjaar het afgesproken maximum niet zou overstijgen. NSR wees er in dat verband op dat indien zij formeel op 31 december 2002 om 23.55 uur een tariefwijziging zou doorvoeren, deze wijziging nog steeds zou zijn toe te rekenen aan het jaar 2002. NSR verzocht vervolgens of het ministerie formeel wilde bevestigen -zulks ter voorkoming van mogelijke discussies naderhand- of het dit ook zo zag en derhalve akkoord ging met deze wijze van uitvoeren van de overeenkomst.
2.15 Bij brief van 26 juni 2002 heeft het ministerie daarop geantwoord de wijze waarop NSR artikel 22.3 OC II interpreteerde, te onderschrijven. In de brief werd NSR voorts herinnerd aan haar brief van 31 juli 2001 waarin vervat haar besluit de tarieven voor 2002 niet te verhogen, en werd vastgesteld dat NSR op dit besluit wenste terug te komen. Daarbij werd meegedeeld dat ervan werd uitgegaan dat NSR het voornemen zorgvuldig zou wegen alvorens definitief te besluiten.
2.16 Op 28 juni 2002 is de derde verlengingsovereenkomst van het OC II met NSR gesloten. Daarin staat in artikel 4 als volgt bepaald:
"Deze verlengingsovereenkomst wordt aangegaan met inachtneming van de positie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal".
2.17 Bij brief van 28 juni 2002 heeft NSR de consumentenorganisaties in het Locov om advies gevraagd over onder meer een generieke tariefverhoging met 9,8% per 1 januari 2003.
2.18 Nadat deze adviesaanvraag in een Locov-overleg begin juli 2002 was besproken en NSR bij brief van 22 juli 2002 nader informatie had verstrekt, hebben de betreffende consumentenorganisaties bij brief van 22 augustus 2002 een generieke verhoging van 9,8% afgewezen en geadviseerd om de tarieven te verhogen met maximaal de consumentenprijsindex voor 2003, zijnde 2,75% volgens de ramingen. Daartoe werd onder meer overwogen dat de lichte kwaliteitstoename van het treinvervoer niet in verhouding stond tot de voorgestelde tariefstijging van 9,8% en dat het voornemen van NSR om de in 2002 niet benutte ruimte voor tariefverhoging alsnog toe te passen voor 2003 plus een verhoging voor het jaar 2003 zelf, in strijd was met de gemaakte afspraken en met het OC II.
2.19 Bij brief van 29 augustus 2002 heeft NSR de consumentenorganisaties in het Locov bericht dat het advies betreffende een tariefstijging voor 2003 met 2,75% niet opgevolgd kon worden en dat onder meer was besloten de tarieven met ingang van 2003 generiek te verhogen met 4,9% en per 1 juli 2003 met 1,4% plus de inflatie van 2003. Daartoe werd onder meer overwogen dat de tariefverhoging met ingang van 2003 was gebaseerd op de uitgestelde compensatie van de inflatie in 2002 (3,5%) en de stijging van de infraheffing in deze periode (1,4%), alsmede dat de stijging per 1 juli 2003 was gebaseerd op dezelfde factoren ten aanzien van 2003.
2.20 Bij brief van 29 augustus 2002 heeft NSR aan het ministerie onder meer als volgt bericht:
"NS heeft besloten om de tarieven met ingang van 2003 te verhogen met gemiddeld 4,9% te verhogen, gebaseerd op een inflatie van 3,5% voor 2002. Formeel gaat de stijging in per 31-12-2002, na loketsluiting, aldus de toegestane tariefruimte voor 2002 niet overschrijdend, zoals met u en uw Minister eind juni overlegd en door u bevestigd.
Per 1 juli 2003 zal NS de prijzen verhogen met 1,4% plus het dan bekende inflatiecijfer voor 2003 (naar huidige verwachting 2,75%), totaal naar verwachting 4,15%, hetgeen de - volgens het contract toegestane - tariefruimte voor 2003 niet overschrijdt."
2.21 Nadat de minister op 10 september 2002 met NSR een gesprek had gehad over haar tariefvoornemens, heeft hij bij brief van 18 september 2002 de Tweede Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd over dit gesprek. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
"De minister concludeert, na toetsing van de tariefvoornemens aan het Overgangscontract II, dat de tariefstijging past binnen het bepaalde in dit contract, aangezien deze de maximering niet overschrijdt en er geen bepalingen zijn opgenomen over het moment waarop tariefstijging in een jaar mag plaatsvinden. Het ministerie heeft er eerder op gewezen dat in 2001 door de NS de indruk is gewekt dat na het adviestraject met de consumentenorganisaties vertegenwoordigd in het LOCOV de tarieven over geheel 2002 niet zouden stijgen en vindt dat de NS dit in zijn besluitvorming over de tarieven zou moeten meenemen."
2.22 Op 12 november 2002 is in de Tweede Kamer een motie genaamd Dijksma ingediend. Daarin is de regering verzocht in een hernieuwd gesprek met NSR te bewerkstelligen dat de tariefverhoging per 1 juli 2003 niet aan de orde zou zijn. De Tweede Kamer heeft de motie op 12 december 2002 met algemene stemmen aangenomen.
2.23 Mede naar aanleiding van deze motie heeft de minister met NSR overleg gevoerd over de voorgenomen tariefverhogingen. Bij brief van 6 januari 2003 aan NSR heeft de minister meegedeeld dat NSR met het vasthouden aan de de facto dubbele prijsverhoging in het jaar 2003 volledig in strijd handelt met het (kamerbrede) standpunt van de Tweede Kamer. Daarbij heeft de minister NSR uitdrukkelijk meegedeeld dat een prijsverhoging per 1 juli 2003 op grond van artikel 22 lid 3 van het OC II, zowel voor wat betreft de letter als de geest van het contract, niet mogelijk is.
2.24 De Staat heeft NSR inmiddels gedagvaard in een bodemprocedure; daarbij is gevorderd dat NSR verboden zal worden de voorgenomen tariefverhoging per 1 juli 2003 in te voeren.