ECLI:NL:RBSGR:2003:AF5930
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Verzoek om consulaire garantie voor gedetineerde Nederlander in Thailand
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, bestaande uit een gedetineerde en zijn partner, dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken) een garantieverklaring afgeeft aan de Thaise autoriteiten. Deze garantie zou moeten waarborgen dat de gedetineerde, die sinds 1997 in Thailand vastzit op verdenking van drugshandel, in vrijheid kan afwachten op de behandeling van zijn hoger beroep. De eisers stellen dat de Staat onrechtmatig handelt door geen invulling te geven aan zijn verplichtingen om consulaire bijstand te verlenen, zoals vastgelegd in het Verdrag van Wenen. Ze wijzen op de lange duur van de detentie en de schending van mensenrechten, en verzoeken de voorzieningenrechter om de Staat te veroordelen tot het verstrekken van de gevraagde garantie.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de Staat geen juridische verplichting heeft om de gevraagde garantie te verstrekken. De rechter stelt vast dat de Staat weliswaar consulaire bijstand verleent, maar dat dit niet betekent dat er een verplichting bestaat om garanties te geven aan de Thaise autoriteiten. De rechter wijst erop dat de Staat niet over de middelen beschikt om de gevraagde garanties te waarborgen, en dat de diplomatieke gevolgen van het niet nakomen van dergelijke garanties ook een rol spelen. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Dit vonnis is gewezen door de voorzieningenrechter op 18 maart 2003, en de uitspraak benadrukt de grenzen van de consulaire bijstand en de verantwoordelijkheden van de Staat in internationale zaken.