ECLI:NL:RBSGR:2003:AF5107

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037479-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kalk
  • Derijks
  • Van Wezel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door Poolse mannen in woning te [plaats]

Op 3 november 2002 arriveerden verdachte en medeverdachten vanuit Polen in Nederland. Ze gingen naar Bungalowpark [bungalowpark] in [plaats] en vroegen naar [naam gezochte persoon], die hen geld schuldig was. Later die avond overviel de groep [benadeelde partij] in zijn woning, waarbij ze de voordeur intrapten en hem met geweld bedreigden. [benadeelde partij] werd geslagen en er werden waardevolle goederen, waaronder telefoons en een televisie, gestolen. De rechtbank oordeelde dat verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig maakten aan diefstal met geweld, waarbij de omstandigheden van de overval, zoals het gebruik van geweld en de aanwezigheid van meerdere personen, zwaar wogen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat verdachte geen eerdere strafbare feiten had gepleegd en dat hij in een moeilijke situatie was beland, maar vond het gebruik van geweld onacceptabel. De rechtbank sprak verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-037479-02
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 26 februari 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon - of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West, De Dordtse Poorten te Dordrecht.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 februari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr G.A. Dorsman, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Paulus heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Overweging ten aanzien van het bewijs.
In de avond van 3 november 2002 is [benadeelde pa[benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]) op het adres [adres] te [plaats] overvallen door een groep Poolse mannen. Zij zijn de woning binnengedrongen door een ruit van de voordeur in te trappen en vroegen herhaaldelijk waar "[naam gezochte persoon] of [naam gezochte persoon]" was. [benadeelde partij] is geslagen onder andere met (bamboe)stokken, waarbij hij gewond is geraakt en bloed heeft verloren. De groep is vervolgens weer weggegaan met medeneming van twee gsm-telefoons, één van [benadeelde partij] en één van zijn vriendin, [vriendin benadeelde partij] (hierna: [vriendin benadeelde partij]), die op dat moment ook in de woning aanwezig was.
De rechtbank gaat ervanuit dat de groep Poolse mannen bestond uit verdachte en [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [medeverdachte3]. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van diverse verklaringen blijkt dat verdachte tezamen met [medeverdachte1], [medeverdachte2] en [medeverdachte3] in de vroege ochtend van 3 november 2002 vanuit Polen in Nederland is aangekomen in één auto, een donkerblauwe Opel Omega stationwagen. Op diezelfde dag zijn voornoemde personen naar Bungalowpark [bungalowpark] in [plaats] gegaan, alwaar zij een ontmoeting hebben gehad met [medeverdachte4], die daar woont met [medeverdachte5]. De groep heeft [medeverdachte4] gevraagd naar het adres van ene [naam gezochte persoon], die ook wel [naam gezochte persoon] wordt genoemd. Deze [naam gezochte persoon] blijkt te zijn [naam gezochte persoon] Konieczny, tot 1 november 2002 woonachtig op het adres [adres] in [plaats]. [medeverdachte2] heeft [medeverdachte4] toen meegedeeld dat [naam gezochte persoon] hun nog geld schuldig was.
Daarnaast is op de voor- en aan de onderzijde van de linkerbroekspijp en op de rechterachterzak van de broek van [medeverdachte1] bloed aangetroffen van aangever [benadeelde partij].
Ook blijkt uit de verklaring van [medeverdachte4] dat de groep die dag een tweede keer naar de woning van [medeverdachte4] en [medeverdachte5] in het voornoemde bungalowpark is gekomen en dat de mannen toen telefoontjes bij zich hadden. [medeverdachte4] begreep uit de gesprekken dat dit telefoontjes van de mensen uit de woning aan de [adres] waren.
[benadeelde partij] heeft bovendien verklaard dat hij een donkere stationwagen heeft zien wegrijden. Zijn vriendin [vriendin benadeelde partij] heeft verklaard dat zij dezelfde zwarte stationwagen heeft zien wegrijden, als zij eerder die dag al voorbij had zien komen.
[benadeelde partij] en [vriendin benadeelde partij] hebben verklaard dat kort daarop een tweede keer die avond een groep mannen de woning is binnengedrongen, waarbij wederom werd gevraagd naar [naam gezochte persoon]. Deze keer moest [benadeelde partij] op de grond gaan liggen en zijn onder meer de volgende goederen weggenomen uit de woning; een televisie, een videorecorder, een stereo-installatie, een satellite-receiver, een vlakschuurmachine en een boormachine.
De rechtbank gaat ervan uit dat het hier dezelfde groep mannen betreft. Zij leidt dit af uit het navolgende.
Uit de verklaring van [medeverdachte4] blijkt dat, nadat de groep was teruggekeerd op het adres van [medeverdachte4] en [medeverdachte5] in het bungalowpark, [medeverdachte2], [medeverdachte1] en verdachte weer zijn vertrokken in de Opel Omega en dat [medeverdachte3] met [medeverdachte4] en [medeverdachte5] in een Seat naar voornoemde woning aan de [adres] is gereden. [medeverdachte5] heeft [medeverdachte4] en [medeverdachte3] toen afgezet en is vervolgens zelf weg gereden in de Seat. Eén en ander wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte5].
[medeverdachte3] is bovendien door [vriendin benadeelde partij] herkend als één van de mannen die er de tweede keer bij was.
Mede op grond van de verklaring van verdachte en zijn medeverdachten blijkt dat verdachte, [medeverdachte2], [medeverdachte1] en [medeverdachte3] aanwezig zijn geweest, dan wel hebben deelgenomen aan het uit de woning dragen van de goederen en dat deze goederen in de Opel zijn geladen.
De rechtbank volgt [medeverdachte2] niet in zijn verklaring dat het hier een reguliere verhuizing betrof in opdracht van [naam gezochte persoon]. Op de foto's van de woning in het proces-verbaal is immers te zien dat de ruit van de voordeur kapot was, dat de deur was geforceerd en dat er in het huis duidelijk bloedsporen zichtbaar waren. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte had moeten begrijpen dat de toestemming om de goederen uit de woning te halen ontbrak en dat er sprake was van diefstal met geweld. Eén en ander wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte4] dat [medeverdachte3] tijdens de autorit aan [medeverdachte4] heeft verteld dat [naam gezochte persoon] daar niet meer woonde en dat men spullen uit de woning wilde meenemen, die eigendom van [naam gezochte persoon] waren, omdat hij hun nog geld schuldig was.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met braak en geweld op 3 november 2002 in [plaats] ten aanzien van [benadeelde partij].
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is samen met anderen een woning binnengedrongen en heeft uit die woning diverse goederen weggenomen. Bij deze overval is bruut geweld gebruikt; de voordeur is ingetrapt waarbij de ruit is gebroken en één van de personen die op dat moment in de woning verbleven is in elkaar geslagen. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededaders de woning verlaten en zijn zij later weer teruggekeerd om diverse goederen uit de woning te halen.
Verdachte en zijn mededaders hebben vervolgens, met medeneming van deze goederen, het pand verlaten.
Feiten als de onderhavige veroorzaken veel angst en onrust in de samenleving en de rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij geen oog heeft gehad voor de impact die zijn handelen kan hebben op het slachtoffer.
De rechtbank gaat ervan uit dat de motieven van verdachte om naar Nederland te komen om werk te vinden oprecht zijn en dat hij door de omstandigheden in een situatie verzeild is geraakt, die hij niet heeft gepland. Echter, verdachte heeft zich van deze handelingen geenszins gedistantieerd. Hij heeft daarentegen zelfs geholpen met het uit de woning dragen van de goederen, terwijl hij wist dat een en ander niet door de beugel kon. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister, d.d. 5 november 2002 is verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :4 november 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op :6 november 2002;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kalk, voorzitter,
Derijks en Van Wezel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2003.