ECLI:NL:RBSGR:2003:AF3628

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-925578-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Boer
  • J. Joele
  • A. van der Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningovervallen met ernstige mishandeling en schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 januari 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gewelddadige woningovervallen. De officier van justitie, mr. Paulides, eiste een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van diefstal met geweld, poging tot doodslag en mishandeling. Tijdens de overvallen, die samen met een medeverdachte werden gepleegd, werd grof geweld gebruikt tegen de slachtoffers, waaronder opsluiting en bedreiging met vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een groot aandeel had in het gepleegde geweld en dat hij zich bewust was van de risico's voor de slachtoffers.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van de eerste benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 2032,05, terwijl de tweede benadeelde partij een vordering van € 2500,= toegewezen kreeg. De vordering van de derde benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet betrokken was bij het feit dat leidde tot de schade. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van de toegewezen bedragen ten behoeve van de slachtoffers, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen heeft meegenomen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925578-02
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 27 januari 2003.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Huis van Bewaring Zoetermeer te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr E.G.S.N. Asselbergs, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 2032,05 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2032,05 subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 3361,40 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3361,40 subsidiair 41 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft tot drie keer toe samen met een medeverdachte ([medeverdachte]) op zeer gewelddadige wijze mensen overvallen in hun huis om hen vervolgens te beroven van hun waardevolle bezittingen. Daarbij is het gebruik van grof geweld niet geschuwd; twee van de drie keer werden de mishandelde slachtoffers opgesloten in een kast of berging, waar zij zwaar gewond aan hun lot werden overgelaten; er werd gedreigd met op vuurwapens gelijkende voorwerpen; slachtoffers werden geslagen, geschopt en een van de slachtoffers is met een sigaret gebrand. Niets werd achterwege gelaten om de slachtoffers te bewegen tot het afgeven van hun pincode. De heer [benadeelde partij 2] - één van de voornoemde slachtoffers - heeft bijna twee dagen achtereen vastgezeten in een kast. Het is zeer aannemelijk dat het blijvend hersenletsel dat bij hem is geconstateerd, teweeg is gebracht door de zware mishandeling tijdens de beroving. Verdachte was zich er terdege van bewust dat het slachtoffer zou komen te overlijden als bevrijding uit zijn benarde positie uit zou blijven en heeft derhalve willens en wetens dit onaanvaardbare risico genomen. Verdachte heeft het grootste aandeel gehad in het gepleegde geweld, ondanks dat het initiatief in de regel bij zijn medeverdachte lag, die de slachtoffers weloverwogen uitzocht. Verdachte heeft deze feiten enkel met het oog op eigen geldelijk gewin gepleegd en is hierbij telkens volledig voorbijgegaan aan de traumatische gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. Temeer nu verdachte bij het plegen van deze feiten inbreuk heeft gemaakt op de beslotenheid van woningen, hetgeen bij uitstek plaatsen zijn waar mensen zich veilig dienen te kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte derhalve zwaar aan, tevens omdat dit soort gewelddadige berovingen in het algemeen veel maatschappelijke onrust opleveren en gevoelens van angst en onveiligheid opwekken dan wel versterken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 10 oktober 2002, dat omtrent verdachte is opgemaakt, alsmede van een psychologisch rapport opgemaakt door drs W.J.L. Lander, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige te Hulst, d.d. 11 oktober 2002. De rechtbank neemt de conclusies uit deze rapportages over en maakt die tot de hare.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte volgens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister nog niet eerder veroordeeld is voor strafbare feiten en acht na te noemen straf passend en geboden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2828,95.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de televisie ter waarde van €796,90, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze noch door de bij het Voegingsformulier gevoegde bijlagen, noch door het dossier wordt gestaafd.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de bril, de telefoon, het eigen risico en de immateriële schade, is door de verdediging deels weersproken, doch is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van €2032,05.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4746,33.
Deze vordering is door de verdediging deels weersproken. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat er een civiele vordering wordt voorbereid, nu de totale schade thans nog niet is te overzien. Gelet daarop zal de rechtbank, nu de vordering niet in zijn geheel eenvoudig van aard is, een voorschot op de vordering toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 2500 ,= en verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk voor het meerdere.
[benadeelde partij 3], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding,
groot € 15091,74.
De rechtbank wijst deze vordering van de benadeelde partij af, omdat verdachte niet betrokken is geweest bij het strafbare feit dat heeft geleid tot de schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot €2032,05 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
Nu verdachte voorts jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 2500 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 36f, 45, 47, 57, 287, 288, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4 primair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 3:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2 primair:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG, VOORAFGEGAAN VAN EEN STRAFBAAR FEIT EN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DE UITVOERING VAN DAT FEIT GEMAKKELIJK TE MAKEN, EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN DAT FEIT HET BEZIT VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGENE TE VERZEKEREN;
ten aanzien van feit 4 primair:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
ten aanzien van feit 5:
MISHANDELING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 15 juli 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 16 juli 2002;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], toe tot een bedrag van € 2032,05 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 2032,05, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2032,05 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2], toe tot een bedrag van € 2500,= en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], wonende te [adres], een bedrag van € 2500,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 2500 ,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3], af;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Joele en Van der Wind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2003.
parketnummer 09-925578-02