ECLI:NL:RBSGR:2003:AF3115

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-900566-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Boer
  • J. Joele
  • K. Krekel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot ontuchtige handelingen met minderjarigen en schennis van de eerbaarheid in een openbare plaats

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 januari 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het trachten te verleiden van twee minderjarige jongens tot het verrichten van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft hen geld of waardebonnen beloofd om hen te bewegen tot deze handelingen. Daarnaast heeft hij zich in een kleedkamer van een zwembad op ongepaste wijze gedragen, waarbij ook minderjarigen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de kwetsbaarheid van de minderjarigen en dat zijn gedrag ouders angst aanjaagt over de veiligheid van hun kinderen. De rechtbank heeft de verdachte ernstig aangerekend dat hij de mogelijke schadelijke gevolgen van zijn daden voor de betrokken minderjarigen heeft genegeerd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire feiten, waaronder de poging tot ontuchtige handelingen en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapporten die aangeven dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is. Desondanks heeft de rechtbank besloten om een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie was gevorderd, gezien de ernst van de feiten en de kans op recidive. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 7 maanden, die niet tenuitvoergelegd zal worden onder bepaalde voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht genoemd, waaronder artikelen die betrekking hebben op de strafbaarheid van de gepleegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen en de verantwoordelijkheid van volwassenen in situaties waarin zij met kwetsbare groepen omgaan.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900566-01
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 20 januari 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 januari 2003.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M.S.M. Dietz de Loos- Schrijver, advocaat te Wassenaar, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Keulen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen.
Verdachte heeft (binnen het tijdsbestek van één dag) twee minderjarige jongens trachten te verleiden tot het verrichten van ontuchtige handelingen met verdachte, door hen geld dan wel waardebonnen te beloven. Daarnaast heeft verdachte bij een andere gelegenheid in een algemene kleedkamer van een zwembad zijn geslachtsdeel ingesmeerd met zalf, waarbij ook minderjarigen aanwezig waren. Verdachte is hierbij in het geheel voorbijgegaan aan de mogelijk schadelijke gevolgen van deze handelingen voor de betrokken minderjarigen, die gelet op hun leeftijd en ontwikkeling in een kwetsbare positie verkeren. Het zijn dit soort incidenten die ouders angst inboezemen om hun kinderen vrijelijk activiteiten te laten ontplooien en die het gevoel van mensen met betrekking tot de onveiligheid in de maatschappij doen toenemen. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychologisch rapport van drs G.M. Jansen, psycholoog te 's-Gravenhage en vast gerechtelijk deskundige bij deze rechtbank, d.d. 11 maart 2002. De deskundige is van oordeel dat de telastgelegde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank neemt deze en de overige conclusies over en maakt die tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapporten d.d. 3 januari 2003 en 18 september 2001, die omtrent verdachte zijn opgemaakt alsmede een verslag ten aanzien van de behandeling van verdachte bij psychiatrische kliniek Dok in het kader van het Trainingsprogramma Seksuele Delictplegers (T.S.D.) d.d. 17 september 2001 en een aanvulling daarop d.d. 4 december 2001.
Het hiervoor overwogene alsmede de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder en wel minder dan vijf jaar geleden voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden onderhavige feiten te plegen, en het feit dat verdachte gezien de rapporten opgemaakt door de psycholoog en de reclassering alsmede blijkens het onderzoek ter terechtzitting, weinig motivatie heeft getoond mee te werken aan een intensieve behandeling van zijn problemen, brengen de rechtbank ertoe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte door de op te leggen straf mogelijk zijn baan kan kwijtraken, maar daar staat tegenover dat de kans op recidive groot is, wanneer verdachte geen intensieve (dag)behandeling ondergaat. Het voorkomen van recidive acht de rechtbank in dit geval zwaarder wegen dan het belang van verdachte bij het behouden van zijn baan. De rechtbank acht de na te noemen straf dan ook passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 239 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
POGING TOT DOOR BELOFTEN VAN GELD OF GOED EEN MINDERJARIGE, WIENS MINDERJARIGHEID HIJ KENT, OPZETTELIJK BEWEGEN ONTUCHTIGE HANDELINGEN MET HEM TE PLEGEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
SCHENNIS VAN DE EERBAARHEID OP EEN ANDERE DAN ONDER 1° VAN ARTIKEL 239 VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT BEDOELDE OPENBARE PLAATS, TOEGANKELIJK VOOR PERSONEN BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN;[l1]
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 UREN, subsidiair 60 dagen hechtenis;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 114 uren resteren
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 57 DAGEN;
in verzekering gesteld op : 8 september 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 11 september 2001,
welke voorlopige hechtenis werd
opgeschort met ingang van : 11 september 2001;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij een instelling als De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Joele en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 januari 2003.
parketnummer 09-900566-01