ECLI:NL:RBSGR:2003:AF2594

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-757282-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en wapenbezit met voorbedachte rade in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 januari 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord, bedreiging en wapenbezit. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het doden van een 20-jarige man zonder enige aanleiding. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 jaar, met inbegrip van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 mei 2002, na een reeks van gewelddadige incidenten, opzettelijk en met voorbedachte rade het slachtoffer had neergeschoten. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de verdachte uitgesloten moesten worden van het bewijs, en concludeerde dat er geen sprake was van ontoelaatbare druk door de politie. De verdachte had eerder al bedreigingen geuit en was betrokken bij een vechtpartij, wat de rechtbank als bewijs voor zijn intenties beschouwde.

De rechtbank nam ook de psychologische en psychiatrische rapportages in overweging, die concludeerden dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 15 jaar op, en verklaarde dat de inbeslaggenomen wapens en valse paspoorten aan het verkeer werden onttrokken. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-757282-02
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 2 januari 2003
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 december 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Gilsing, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Harderwijk heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen twee paspoorten, alsook de inbeslaggenomen wapens en munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
Bewijsverweer.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen die haar cliënt bij de politie heeft afgelegd, moeten worden uitgesloten van het bewijs, daar deze in strijd met het pressieverbod en met de onschuldpresumptie tot stand zijn gekomen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Zij is van oordeel dat uit de processtukken geenszins aannemelijk is geworden dat er sprake zou zijn geweest van een ontoelaatbare druk. Voorts is de rechtbank van mening dat de politie door het confronteren van verdachte met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en de conclusies die hieraan kunnen worden verbonden, niet in strijd heeft gehandeld met de onschuldpresumptie.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging met betrekking tot de voorbedachte rade.
De raadsvrouw heeft onder meer aangevoerd, dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte met voorbedachte rade zou hebben gehandeld.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat de navolgende feiten zijn komen vast te staan:
- Op 26 april 2002 heeft verdachte verbaal en met een vuurwapen bedreigingen geuit in de richting van een medewerkster van Grand Café Cetto's Place (in het vervolg genoemd Cetto's) aan de Herengracht in Den Haag. Daarbij deelde verdachte onder meer mee dat hij iedereen zou doodschieten en dat hij de mensen van Cetto's haatte;
- Op 11 mei 2002 was verdachte betrokken bij een vechtpartij tussen hem en een aantal bezoekers van Cetto's c.q. een familielid van de eigenaar van dit café. Bij deze vechtpartij raakte verdachte gewond en werd het vuurwapen dat hij bij zich droeg afgenomen;
- Blijkens zijn herhaalde verklaringen houdt verdachte de eigenaar van Cetto's voor deze laatste vechtpartij verantwoordelijk;
- Direct nadat hij voor zijn bij bedoelde vechtpartij opgelopen verwondingen medisch behandeld was is verdachte opnieuw naar Cetto's gegaan. Daar heeft hij een personeelslid mishandeld. Verdachte heeft daarbij tegen dit personeelslid gezegd dat hij tegen de eigenaar moest zeggen dat verdachte "wel terug zou komen";
- Nadat verdachte in verband met deze laatste mishandeling was aangehouden vertelde verdachte tegen een politiebeambte dat hij zou teruggaan naar de locatie op de Herengracht waar hij gevochten had. Hij deelde deze politiebeambte voorts mee "dat er slachtoffers zouden gaan vallen" en dat hij, verdachte, naar de Herengracht zou gaan;
- Twee dagen na dit incident heeft verdachte zich opnieuw van een vuurwapen en munitie voorzien;
- Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen sedertdien vanwege het vermeende optreden van de eigenaar van Cetto's altijd bij zich droeg;
- Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen altijd niet doorgeladen bij zich droeg.
- Verdachte had dit wapen ook op 27 mei 2002 van huis naar het café Nessem meegenomen;
- In café Nessem heeft verdachte drie tot vijf glazen dubbele whiskey gedronken, waarna hij agressief werd en zijn vuurwapen toonde;
- Verdachte heeft daarbij gezegd dat hij naar Cetto's zou gaan en daar alles kapot zou maken, omdat de eigenaar van Cetto's hem had geslagen.;
- Daarop werd verdachte door een vriend, genaamd [vriend], naar huis gebracht. Gedurende de rit heeft hij vervolgens voortdurend zijn vuurwapen in zijn handen gehad;
- In de directe nabijheid van Cetto's aangekomen heeft verdachte tegen [vriend] gezegd dat hij er daar uitwilde en dat hij verder wel zou lopen;
- Toen verdachte wilde uitstappen vroeg [vriend] verdachte om zijn vuurwapen omdat hij bang was dat verdachte naar Cetto's zou gaan. Verdachte weigerde dit vuurwapen af te geven, omdat dat vuurwapen zijn eer zou zijn;
- Nadat verdachte uit de auto van [vriend] was gestapt is hij naar Cetto's gegaan.
- In de directe nabijheid van Cetto's heeft hij omstreeks 23.45 uur geschoten op de hem onbekende [slachtoffer], die op dat moment of zeer kort daarvoor aan het telefoneren was, en die daarbij is geraakt;
- Nadat [slachtoffer] op de grond was gevallen, is verdachte naar [slachtoffer] toegestapt en heeft hij vanaf korte afstand nog een aantal gerichte schoten op [slachtoffer] afgevuurd.
De rechtbank leidt uit het feit dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij zijn wapen immer niet doorgeladen bij zich droeg als hij van huis ging, af dat hij dit wapen op 27 mei 2002 kort voordat hij van dit wapen gebruik zou maken bewust, en met het oog op het door hem afvuren van dit wapen, heeft doorgeladen. Voorts leidt de rechtbank uit het feit dat het slachtoffer [slachtoffer] onmiddellijk voordat hij werd getroffen aan het telefoneren was, af dat verdachte direct en zonder enige aanleiding op hem heeft geschoten.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op 27 mei 2002 weloverwogen heeft gehandeld ter uitvoering van het reeds geruime tijd daarvoor door hem genomen besluit om met gebruikmaking van zijn kort daarvoor aangeschafte vuurwapen wraak te nemen op personen geassocieerd met café Cetto's. Ook uit het feit dat verdachte in de onmiddellijke nabijheid van café Cetto's aangekomen zonder verdere inleiding of aanleiding direct en gericht heeft geschoten op de voor café Cetto's staande en de hem volstrekt onbekende [slachtoffer] blijkt dat de fatale schoten niet zijn gelost tengevolge van een onmiddellijke gemoedsbeweging van verdachte. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank gehandeld met voorbedachte rade als in de wet bedoeld.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat er tussen het eerste schot en de overige schoten op [slachtoffer] een intervalmoment lag. Verdachte is, nadat hij het slachtoffer de eerste maal had geraakt en deze al bewegingsloos op de grond lag, naar [slachtoffer] toegelopen. Vervolgens heeft hij vanaf korte afstand nog een aantal malen gericht op het lichaam van [slachtoffer] geschoten. Het interval tussen het eerste schot en de latere schoten en de na het eerste schot ontstane situatie waren van dien aard dat de gemiddelde mens tot bezinning had kunnen komen, zodat sprake is van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte deze tweede serie schoten weloverwogen en in koelen bloede heeft afgevuurd teneinde het leven van [slachtoffer] te beëindigen. Ook deswege is de rechtbank van oordeel dat voorbedachte rade bewezen moet worden geacht.
Het andersstrekkende verweer van de raadsvrouw wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, een feit waarop de wetgever de zwaarst mogelijke sancties heeft gesteld. Vaststaat dat hij [slachtoffer], een 20-jarige jongen en voor verdachte een totaal onbekend persoon, zonder enig motief ten aanzien van die [slachtoffer], heeft doodgeschoten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de nabestaanden van [slachtoffer] een onherstelbaar verlies en blijvend leed toegebracht. Een misdrijf als het onderhavige schokt de rechtsorde in hoge mate en veroorzaakt in de samenleving gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan.
Voorts heeft verdachte, een maand voor het fatale schietincident een personeelslid van café Cetto's verbaal en met een vuurwapen bedreigd.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie en was hij in het bezit van twee valse paspoorten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in haar oordeel meegenomen dat verdachte blijkens zijn documentatie reeds eerder veroordeeld is wegens onder meer verboden wapenbezit en valsheid in geschrifte.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de psychologische rapportage betreffende verdachte, d.d. 18 september 2002 opgemaakt en ondertekend door E.S.J. Roorda, gezondheidszorgpsycholoog te 's-Gravenhage en vast gerechtelijk deskundige en van de psychiatrische rapportage, d.d. 8 augustus 2002 opgemaakt en ondertekend door R. Thomassen, psychiater in opleiding onder supervisie van F.C. Karayalçin, psychiater en vast gerechtelijk deskundige te 's-Gravenhage. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat er ten tijde dat de aan de betrokkene telastgelegde feiten zouden zijn begaan er geen sprake was van een gebrekkige ontwikkeling dan wel van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens noch stoornis van de geheugenfunctie. Derhalve kunnen de feiten, indien bewezen, geheel aan betrokkene worden toegerekend. Ten aanzien van de recidive, acht de psycholoog de kans hierop aanzienlijk.
Door de raadsvrouw is overgelegd een brief de dato 27 oktober 2002, alsook een psychiatrisch rapport de dato 11 december 2002 van H. de Jong, psychiater/psychoanalyticus te Amsterdam. In genoemde brief plaatst deskundige De Jong enige kanttekeningen ter zake van de zorgvuldigheid waarmee de eerdere persoonlijkheidsonderzoeken zouden zijn verricht. Voorts komt deze deskundige tot de hypothese dat sprake zou kunnen zijn van enige verminderde toerekeningsvatbaarheid aan de zijde van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van genoemde deskundigen Roorda en Thomassen/Karayalçin zorgvuldig zijn opgesteld en dat deze consistent en begrijpelijk zijn. Voorts blijken de daarin getrokken conclusies gedragen te worden door de in de rapportages weergeven feiten en omstandigheden. De rechtbank meent dat dit laatste in mindere mate gezegd kan worden van het rapportage van de heer De Jong.
De rechtbank volgt in dezen dan ook de conclusies van de deskundigen Roorda en Thomassen, en maakt die tot de hare. Derhalve acht de rechtbank verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten volledig toerekeningsvatbaar.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 2 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde feit is gegaan.
De rechtbank zal de blijkens de vuurwapens en munitie eveneens onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder respectievelijk 1 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan, en dit voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 36b, 36c, 57, 231, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
T.a.v. feit 1:
MOORD.
T.a.v. feit 2:
HANDELEN IN STRIJD MET MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN DE CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD.
T.a.v. feit 3:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT.
T.a.v. feit 4:
IN HET BEZIT ZIJN VAN EEN REISDOCUMENT, WETENDE DAT HET VALS IS, MEERMALEN GEPLEEGD.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :28-05-2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op :31-05-2002,
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 2, te weten een Belgisch paspoort en een Portugees paspoort, een pistool (merk Browning, kaliber 7.65 mm) alsook een pistool (merk PHP, kaliber 9 mm, serienummer [serienummer]) en munitie (5 patronen 7.65 mm en 8 patronen 9 mm);
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Kuijer en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Weijnen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2003.