Sector Familie- en Jeugdrecht Meervoudige Kamer
verzoek ex artikel 1:27 BW j° artikel 1:20 a BW rekestnummer : 01-5122
zaaknummer : 165441
datum beschikking : 16 september 2002
BESCHIKKING op het op 18 juli 2001 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker],
hierna te noemen: verzoeker,
wonende te [woonplaats], Oekraïne,
advocaat mr R. Verkijk te Maastricht, procureur mr M.C.L. Hattinga Verschure.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, zetelende te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
a) Verzoeker is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit.
b) Hij is omstreeks 1995 vanuit Nederland verhuisd naar Oekraïne.
c) Blijkens een overgelegd gelegaliseerd en in het Engels vertaald afschrift van de huwelijksakte is verzoeker op 17 april 1999 te Oekraïne in het huwelijk getreden met de Oekraïense [naam vrouw verzoeker]a, [voornamen].
d) Naar Oekraïens recht hebben echtgenoten de mogelijkheid te kiezen welke geslachtsnaam ieder van hen na de huwelijkssluiting heeft: de geslachtsnaam van één van hen of een samenvoeging van de geslachtsnamen van de echtgenoten.
e) In de huwelijksakte van verzoeker is onder meer de volgende vermelding opgenomen: (in de Engelse vertaling):
"surnames following marriage:
husband [naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker]
wife [naam vrouw verzoeker]a-[naam verzoeker] ".
f) Blijkens een overgelegd gelegaliseerd en in het Engels vertaald afschrift van de geboorteakte is op 1 november 2000 te Odessa, Oekraïne, geboren: [naam vrouw verzoeker]a-[naam verzoeker], [voornamen], dochter van [naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker], [voornamen], en [naam vrouw verzoeker]a-[naam verzoeker], [voornamen]
g) Verzoeker overweegt om naar Nederland, althans naar West-Europa terug te keren. Hij heeft de ambtenaar verzocht de huwelijksakte van hem en zijn echtgenote in te schrijven en daarbij zijn gewijzigde geslachtsnaam te hanteren
h) De ambtenaar heeft dit verzoek geweigerd bij besluit d.d. 5 juni 2001, welk besluit is verzonden op 6 juni 2001.
i) Op 30 oktober 2001 heeft de ambtenaar bij de akte met nummer 3X1911 van het jaar 2001 de huwelijksakte van verzoeker en zijn echtgenote ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage. In die akte is bij verzoeker als geslachtsnaam na het huwelijk vermeld: '[naam verzoeker]'.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand zal gelasten:
1. aan de Nederlandse geboorteakte van verzoeker een latere vermelding toe te voegen, inhoudende dat zijn geslachtsnaam is gewijzigd in [naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker],
2. bij de inschrijving van de huwelijksakte van zijn huwelijk met [naam vrouw verzoeker]a-[naam verzoeker] de geslachtsnaam over te nemen op de akte van inschrijving, zodat de geslachtsnaam van verzoeker naar Nederlands recht [naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker] zal komen te luiden.
Bij op 22 februari 2002 ter griffie van deze rechtbank ingekomen brief heeft de ambtenaar verweer gevoerd tegen het verzoek, onder overneming van het standpunt van de Vaste Commissie voor Internationaal Privaatrecht van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (hierna: de Vaste Commissie), welke commissie door de ambtenaar om advies was gevraagd in de onderhavige zaak.
De schriftelijke conclusie van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage van 16 april 2002 strekt tot afwijzing van het verzoek, nu het besluit van de ambtenaar berust op het advies van de Vaste Commissie, hetwelk de officier rechtens juist voorkomt, en de argumenten van verzoeker door de ambtenaar afdoende zijn weerlegd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het op 24 mei 2002 ter griffie van deze rechtbank ingekomen faxbericht van de kant van verzoeker, met twee bijlagen.
Op 27 mei 2002 is de zaak ter terechtzitting behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker en zijn advocaat, en voorts de ambtenaar in de persoon van de heer R.D.F.M. Lambooy. Bij deze gelegenheid heeft verzoeker pleitaantekeningen met een bijlage overgelegd, waarbij verzoeker aanvullend heeft verzocht de ambtenaar in de kosten van de procedure te veroordelen.
Na daartoe ter terechtzitting in de gelegenheid te zijn gesteld heeft de ambtenaar zich bij brief d.d. 7 juni 2002 nader uitgelaten, waarop van de zijde van verzoeker bij brief d.d. 21 juni 2002 is gereageerd.
1) Nu het onderhavige verzoek vóór 1 januari 2002 is ingediend, zal de rechtbank ingevolge de toepasselijke regel van overgangsrecht het procesrecht toepassen zoals dat voordien gold.
2) Verzoeker heeft zijn verzoekschrift binnen zes weken na verzending van het besluit van de ambtenaar op 6 juni 2001 - derhalve tijdig - ingediend, zodat hij in zijn verzoek ontvangen kan worden.
3) Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de geslachtsnaamwijziging die als gevolg van zijn huwelijk in Oekraïne heeft plaatsgevonden hier te lande dient te worden erkend op grond van artikel 5a van de Wet conflictenrecht namen (WCN).
4) Artikel 5a WCN luidt als volgt:
1. Indien de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat zijn gewijzigd, een en ander met inachtneming van ter plaatse geldende regels van internationaal privaatrecht, en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, worden de aldus vastgelegde of gewijzigde geslachtsnaam of voornamen in Nederland erkend. De erkenning kan niet wegens strijd met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van deze wet zou zijn gevolgd.
2. Het bepaalde in het eerste lid laat onverlet de toepassing van de artikelen 5b en 5c.
5) De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat dit artikel niet van toepassing is op geslachtsnaamswijzigingen die als gevolg van een huwelijk hebben plaatsgevonden. Hij beroept zich hierbij op het advies van de Vaste Commissie. Volgens de Vaste Commissie heeft het begrip "wijziging in de persoonlijke staat" alleen betrekking op wijzigingen van de geslachtsnaam die het gevolg zijn van het ontstaan of tenietgaan van familierechtelijke rechtsbetrekkingen. Naamswijziging door huwelijk valt daarmee naar het oordeel van de Vaste Commissie buiten de werkingssfeer van artikel 5a WCN, bij welk oordeel de ambtenaar zich aansluit.
6) De rechtbank kan de ambtenaar hierin niet volgen. Een geslachtsnaamwijziging die als gevolg van een huwelijk buiten Nederland heeft plaatsgevonden kan bezwaarlijk anders worden begrepen dan als een wijziging van de geslachtsnaam "als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat" in de zin van artikel 5a WCN. De rechtbank is van oordeel dat juist uit het feit dat in dit artikel - anders dan in artikel 2 WCN - niet wordt gesproken over het tot stand komen van familierechtelijke betrekkingen doch over het wijzigingen in de persoonlijke staat, kan worden afgeleid dat de werking van dit artikel niet beperkt is tot wijzigingen in de persoonlijke staat waarbij een familierechtelijke betrekking is ontstaan of tenietgegaan.
7) De ambtenaar heeft voorts betoogd dat de wetgever niet de bedoeling heeft gehad dat naamswijzigingen als gevolg van het aangaan van een huwelijk onder de werking van artikel 5a WCN vallen. In dat geval zou de wetswijziging een breuk hebben betekend met het tot dan toe gehanteerde uitgangspunt dat een Nederlander nooit door huwelijk zijn geslachtsnaam kan wijzigen, ook niet wanneer het vreemde recht dat van toepassing is op de huwelijkssluiting een dergelijke naamswijziging wel kent. Bij een dergelijke belangrijke wijziging zou het - aldus de ambtenaar - voor de hand hebben gelegen:
- dat deze bedoeling van de wetgever in de Memorie van Toelichting tot uitdrukking was gekomen,
- dat in de Circulaire van 8 februari 1999 over de werking van artikel 5a WCN op dit punt een nadere toelichting zou zijn gegeven en
- dat in (artikel 5b van) de WCN een regeling zou zijn opgenomen voor terugkeer naar de oude naam,
al hetgeen niet is gebeurd, terwijl voorts in twee door de ambtenaar aangehaalde wetenschappelijke publicaties naamswijziging door huwelijk evenmin in verband wordt gebracht met artikel 5a WCN.
8) Aan de ambtenaar kan worden toegegeven dat - behalve uit de tekst van de wet - uit geen ander officieel stuk blijkt dat de wetgever bij het opstellen van artikel 5a WCN mede het oog heeft gehad op naamswijzigingen als gevolg van het aangaan van een huwelijk (uit de mededeling van de ambtenaar in zijn besluit van 5 juni 2001 gebaseerd op uitlatingen van de zijde van het ministerie van justitie zou dit overigens wel kunnen worden afgeleid). Aan de andere kant kan naar het oordeel van de rechtbank al evenmin ergens uit worden afgeleid dat de wetgever deze bedoeling niet heeft gehad. Uit het ontbreken van een nadere toelichting op dit punt in Memorie van Toelichting volgt dit in ieder geval niet. Uit de Memorie van Toelichting blijkt immers wel dat de wetgever er groot belang aan hechtte dat personen ten aanzien van wie in het buitenland een naamsverandering heeft plaatsgevonden hier te lande kunnen worden geregistreerd onder die zelfde naam. De circulaire beperkt zich tot de problemen die zich in internationale gevallen kunnen voordoen met het Nederlandse naamskeuzerecht en is kennelijk slechts met het oog daarop opgesteld. Gelet op de duidelijke tekst van de wet en de strekking van de wet - te weten het voorkomen van discrepanties tussen de in het buitenland en de in Nederland geregistreerde naam van een persoon - kan het ontbreken van wetenschappelijke publicaties, circulaires, toelichtingen en terugkeerregelingen met betrekking tot naamswijzigingen als gevolg van een huwelijk niet nopen tot een andere uitleg van artikel 5a WCN.
9) Ten slotte heeft de ambtenaar nog betoogd dat erkenning van in het buitenland plaatsgevonden hebbende naamswijzigingen als gevolg van het aangaan van een huwelijk in strijd komt met de openbare orde in gevallen waarin het nationale recht van de betrokkene de rechtsfiguur geslachtsnaamswijziging door huwelijk niet kent, zoals het Nederlandse recht. Bovendien zou - indien de naamswijziging door de betrokkene zelf niet gewenst is - de mogelijkheid van naamswijziging van een Nederlander met toepassing van vreemd recht in strijd zijn met de artikelen 6 en 9 van de Wet algemene bepalingen, met het Verdrag van Munchen (de op 5 september 1980 te Munchen tot stand gekomen Overeenkomst inzake het recht dat van toepassing is op geslachtsnamen en voornamen, Trb. 1981, 71) en met artikel 2 WCN, nu artikel 5b WCN geen mogelijkheid geeft de ongewenste naamswijziging te herstellen.
10) De wetgever heeft bij de invoering van artikel 5a de mogelijkheid in overweging genomen dat artikel 5a in strijd zou zijn met het Verdrag van Munchen en artikel 2 WCN omdat bij toepassing van deze regelingen de geslachtsnaam van een persoon wordt bepaald door het nationale recht van die persoon, terwijl bij toepassing van artikel 5 a geslachtsnaamwijziging met toepassing van buitenlands internationaal privaatrecht kan plaatsvinden. In de Memorie van Toelichting is het advies van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht overgenomen. Dit advies hield in dat van strijd met het Verdrag geen sprake is, omdat de verwijzingsregels die zijn neergelegd in het Verdrag van Munchen (en in artikel 2 WCN) zien op gevallen waarin de naam in Nederland (of een andere verdragsluitende staat) moet worden vastgesteld en niet op de vraag hoe om te gaan met gevallen waarin de naam reeds in het buitenland - met neerlegging daarvan in een authentieke akte - is komen vast te staan. De rechtbank sluit zich daarbij aan, mede gelet op de - ook in de Memorie van Toelichting genoemde - tendens om in het buitenland ontstane rechtsfeiten te respecteren. Artikel 5a WCN is dus niet in strijd met het Verdrag van Munchen. Toetsing aan andere wetten is niet toegestaan, nu de WCN een wet in formele zin is.
11) Of erkenning van een geslachtsnaamswijziging van een Nederlander die in het buitenland heeft plaatsgevonden in strijd is met de openbare orde zal voorts van geval tot geval moeten worden beoordeeld. De enkele omstandigheid dat erkenning van een door de betrokkene niet gewenste naamswijziging op grond van artikel 5a WCN mogelijk is, maakt niet dat geoordeeld moet worden dat artikel 5a met een beroep op strijd met de openbare orde in het geheel niet zou mogen worden toegepast op naamswijzigingen als gevolg van het aangaan van een huwelijk.
12) In dit geval gaat het om een geslachtsnaamswijziging waarvoor verzoeker bij het aangaan van zijn huwelijk bewust heeft gekozen. Hij heeft aangegeven het van veel belang te vinden de naam die hij in Oekraïne voert en die aldaar in formele documenten wordt gebruikt ook in Nederlandse formele documenten - zoals zijn paspoort - te kunnen voeren, omdat de verschillen tussen de van hem geregistreerde namen tot verwarring leiden en er onder meer toe hebben geleid dat hij de geboorte van zijn dochter niet kon aangeven. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in dat erkenning van de wijziging van de geslachtsnaam in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde, ook al kent het Nederlandse recht de rechtsfiguur geslachtsnaamswijziging bij huwelijkssluiting niet.
13) Het verzoek kan derhalve worden toegewezen op de wijze als hierna in het dictum vermeld.
14) De rechtbank ziet aanleiding de ambtenaar in de kosten van dit geding te veroordelen, nu de ambtenaar in het ongelijk gesteld is en verzoeker door de opstelling van de ambtenaar genoodzaakt werd de zaak aan de rechter voor te leggen en daartoe kosten te maken.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage:
- aan de akte van geboorte van verzoeker een latere vermelding toe te voegen inhoudende dat zijn geslachtsnaam bij zijn huwelijk op 17 april 1999 is gewijzigd in '[naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker]' en
- de akte van inschrijving buitenlandse akte van het jaar 2001 met nummer 3X1911, relaterende het huwelijk van verzoeker en [naam vrouw verzoeker]a, [voornamen], te verbeteren in dier voege dat daarin als geslachtsnaam van verzoeker na het huwelijk wordt vermeld '[naam verzoeker]-[naam vrouw verzoeker]';
veroordeelt de ambtenaar in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van verzoeker begroot op EUR 142,94 aan griffierecht en EUR 780 aan salaris voor de procureur;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te 's-Gravenhage door mrs I.D. Bellaart, I.F. Dam en J.M. van de Poll, bijgestaan door L.M.M. de Laaf-Schraven als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2002.