ECLI:NL:RBSGR:2002:AO5313

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
192474/02-2175
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uit huis plaatsing van een minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

Op 24 december 2002 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoekschrift ingediend tot machtiging om een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening, zoals bedoeld in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarige, geboren op 20 maart 1990, woont wettelijk bij zijn ouders, maar verblijft feitelijk elders. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 24 december 2002 tot 1 januari 2003.

De kinderrechter heeft op basis van de informatie uit het verzoekschrift en de bijlagen geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om de minderjarige uit huis te plaatsen in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Het verhoor van de verzoeker en andere belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder dat dit onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige met zich meebrengt.

De kinderrechter heeft de stichting Jeugdbescherming en -reclassering Den Haag gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen in het Leids Universitair Medisch Centrum van 24 december 2002 tot 1 januari 2003. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot de terechtzitting van 31 december 2002. De beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van L.W. Evers als griffier. Van deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Sector Familie- en Jeugdrecht Kinderrechter
MACHTIGING TOT (SPOED)UITHUISPLAATSING.
zaak/rekestnummer : 192474/02-2175 datum uitspraak: 24 december 2002
BESCHIKKING op het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Den Haag.
Het verzoekschrift heeft betrekking op de minderjarige:
[minderjarige],
geboren te Curacao, Nederlandse Antillen op 20 maart 1990,
kind uit het huwelijk van:
[de vader] (verder de vader),
en
[de moeder] (verder de moeder),
beiden wonende [adres], die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige woont wettelijk ten huize van de vader en de moeder, doch verblijft feitelijk elders.
PROCESGANG.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 24 december 2002 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 24 december 2002 tot 1 januari 2003.
Op 24 december 2002 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een andere verblijfplaats zoals bedoeld in art. 1:261 lid 1 BW, te weten een AWBZ-voorziening. Telefonisch heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 24 december 2002 laten weten dat hiermee wordt bedoeld een uit huis plaatsing in een andere verblijfplaats zoals bedoeld in art. 1:261 lid 1 BW, te weten het Leids Universitair Medisch Centrum.
BEOORDELING
Op grond van de informatie zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding, uit huis wordt geplaatst.
Het verhoor van de verzoeker en de overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
BESLISSING.
De kinderrechter:
machtigt de stichting Jeugdbescherming en -reclassering Den Haag de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een andere verblijfplaats zoals bedoeld in art. 1:261 lid 1 BW, te weten het Leids Universitair Medisch Centrum van 24 december 2002 tot 1 januari 2003;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van 31 december 2002, om 9:30 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen: de Raad voor de kinderbescherming, de gezinsvoogdij-instelling,
de vader,
de moeder,
de minderjarige.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2002, in tegenwoordigheid van L.W. Evers als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te 's-Gravenhage.