ECLI:NL:RBSGR:2002:AF7770

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/57313
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Ollermann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taalanalyse en asielaanvraag van een eiser uit Sierra Leone

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone. De aanvraag is afgewezen op basis van de uitkomst van een taalanalyse, die concludeerde dat eiser niet eenduidig uit Sierra Leone afkomstig is. De rechtbank heeft de resultaten van deze taalanalyse in twijfel getrokken, vooral omdat de gemachtigde van eiser concrete fouten in het rapport heeft aangetoond. De rechtbank oordeelt dat het op de weg van de verweerder ligt om de betrokken taaldeskundige te confronteren met deze kritiek en om eventueel een tweede taalexpert in te schakelen. Eiser heeft zijn stellingen onderbouwd met topografische kaartjes, die de door hem genoemde plaatsnamen traceerbaar maken. De rechtbank concludeert dat de motivering van het bestreden besluit ernstige gebreken vertoont, waardoor het besluit niet kan dragen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr : AWB 02/57313 VRWET
Inzake : A, eiser, woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. A.J. van Duijne Strobosch, advocaat te Den Haag,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. I.D. Michel, ambtenaar ten departemente.
1. ZITTING
Datum: 17 december 2002.
Zitting hebben:
mr. H. Ollermann, lid van de enkelvoudige kamer,
mr. H.E. Prinsen Geerligs, griffier.
Ter zitting zijn verschenen eiser in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde. Als tolk is verschenen J.H. Reule.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan als onder 3. vermeld.
2. OVERWEGINGEN
In geschil is de afwijzing d.d. 1 juli 2002 van de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone. Verweerder heeft eiser onderworpen aan een taalanalyse. De uitkomst daarvan was dat eiser eenduidig niet afkomstig is uit Sierra Leone. In het rapport van de taalanalyse is aangegeven dat eiser veel fouten maakt die aantonen dat eiser nooit in Sierra Leone is geweest. Zo zou eiser de naam van zijn eigen geboortedorp niet correct uitspreken. De naam van het dorp is volgens de taalanalist Gbigolo respectievelijk Gbingolo en niet Binkolo. Verder geeft de taalanalist onder meer nog als commentaar dat Konakidi niet in Sierra Leone bestaat.
Verweerder hecht op basis van deze taalanalyse geen geloof aan de door eiser opgegeven nationaliteit en daarmee evenmin aan zijn asielrelaas.
Eisers gemachtigde heeft de resultaten van de taalanalyse en de deskundigheid van de taalanalist in twijfel getrokken door er op te wijzen dat de analyse een groot aantal fouten bevat. Uit het rapport blijkt dat de taalanalist, die stelt uit Sierra Leone te komen, zijn eigen land niet kent. De door eiser genoemde (Sierraleoonse) geboorteplaats, maar ook de omringende plaatsen, die hij heeft genoemd, bestaan – anders dan de taalexpert veronderstelt - wel degelijk. De conclusie van de taalanalist dat eiser bovendien een niet in Sierra Leone gelegen plaats Konakidi heeft genoemd, slaat al evenzeer de plank mis, aldus de gemachtigde, omdat eiser tijdens de taalanalyse de plaats Conacry in Guinee heeft genoemd.
Van de zijde van verweerder is aangevoerd dat er steekproefsgewijs kwaliteitscontrole plaatsvindt en dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de in dit geval toegepaste taalanalyse te twijfelen. Verweerder meent dat het op de weg van eiser zou hebben gelegen om, indien hij zich in de uitkomsten van het onderzoek niet kan vinden, een contra-analyse te laten verrichten.
De rechtbank merkt, wat dit laatste punt betreft, op dat ter zitting de stelling van eisers gemachtigde niet is weersproken, dat de mogelijkheid om een taalanalyse te laten verrichten een uiterst beperkte is, omdat buiten de honorair consul, de heer Van der Helm, op dit moment geen taalexperts beschikbaar zijn.
De rechtbank is echter, wat daar verder ook van zij, van oordeel dat een verwijzing naar de mogelijkheid van contra-expertise - en het volstaan met een weergave van de algemene werkwijze met ingebouwde steekproefsgewijze controle - niet in de rede ligt in situaties waarin op concrete fouten in het rapport wordt gewezen. In zo’n geval ligt het op de weg van verweerder om de betrokken taaldeskundige – in het onderhavige geval was slechts één taalexpert bij het onderzoek betrokken - met die kritiek te confronteren en om een reactie te vragen en zonodig een tweede taalexpert bij het onderzoek te betrekken.
Daartoe bestond in het onderhavige geval te meer aanleiding, nu eiser niet volstaan heeft met het innemen van stellingen, maar deze stellingen bovendien door middel van overlegging van topografische kaartjes heeft gestaafd. Op die kaartjes, welke eiser ook reeds op 7 november 2001 onder de aandacht van verweerder had gebracht, zijn alle door eiser genoemde plaatsnamen traceerbaar.
In aanmerking genomen dat het bestreden besluit uitdrukkelijk mede op de uitkomsten van de taalanalyse is gebaseerd, leidt het voren overwogene de rechtbank tot het oordeel dat de motivering van het bestreden besluit zodanig ernstige gebreken vertoont dat deze het besluit niet kan dragen. Het besluit komt dan ook wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht de betaling aan de griffier te geschieden.
3. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden en aan de griffier dient te betalen.
4. RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Verzonden op: 28 januari 2003