ECLI:NL:RBSGR:2002:AF6841
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hardheidsclausule in het vreemdelingenrecht met betrekking tot de terugkeer naar Armenië
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2002, staat ter beoordeling of het van onevenredige hardheid is voor verzoeksters A en B om naar Armenië terug te keren in afwachting van de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De voorzieningenrechter oordeelt dat in dit bijzondere geval de aanwezigheid van verzoeksters bij hun dochter en zus, C, noodzakelijk is voor geestelijke ondersteuning, gezien de ernstige medische situatie van C na een ongeval. C heeft te maken met langdurige revalidatie en psychisch lijden, en de aanwezigheid van verzoeksters is essentieel voor haar herstel. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren om de hardheidsclausule van artikel 3.71, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 buiten toepassing te laten. Het bezwaar van verzoeksters wordt gegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeksters, vastgesteld op € 644,--, en het griffierecht van € 109,-- wordt vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.