ECLI:NL:RBSGR:2002:AF5714

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/64672
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 september 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een alleenstaande minderjarige vreemdeling, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, om hem geen verblijfsvergunning regulier te verlenen. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was afgewezen. In het bestreden besluit werd verzoeker opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten.

De voorzieningenrechter overwoog dat ingevolge artikel 73, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de werking van het besluit tot afwijzing van een reguliere aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning opgeschort is totdat op het bezwaar is beslist. De rechter concludeerde dat de ambtshalve weigering van de verblijfsvergunning niet in de limitatieve opsomming van uitzonderingen valt die de wetgever heeft bedoeld. Hierdoor was de verplichting voor verzoeker om Nederland te verlaten van rechtswege opgeschort.

Desondanks oordeelde de voorzieningenrechter dat verzoeker geen belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet meer van toepassing was. Het verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 644,- werden begroot voor de rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
zitting houdende te Dordrecht
Reg.nr : AWB 02/64672
Uitspraak in de zaak van
A, verzoeker,
gemachtigde mr. J.V. Gillese, advocaat te 's Hertogenbosch,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie te 's Gravenhage, verweerder.
Gemachtigde mr. W.B. Klaus, ambtenaar ten departmente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verzoeker heeft bij faxbericht van 22 augustus 2002 beroep (geregistreerd onder nummer AWB 02/64676) ingesteld tegen verweerders besluit van 21 augustus 2002, waarbij afwijzend is beslist op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tevens heeft verzoeker op 22 augustus 2002 een bezwaarschrift ingediend tegen de ambtshalve weigering van verweerder om verzoeker een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als alleenstaande minderjarige vreemdeling te verlenen.
Bij dit besluit heeft verweerder verzoeker aangezegd Nederland onmiddellijk te verlaten.
2. Bij faxbericht van 22 augustus 2002 heeft verzoeker de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt dat verzoeker de behandeling van het beroep en de behandeling van het bezwaar in Nederland mag afwachten.
3. De zaak is op 5 september 2002 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. J.V. Gillese, advocaat te 's Hertogenbosch.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. W.B. Klaus.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86 Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek is gedaan indien beroep is ingesteld bij de rechtbank en hij van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2. Nu verweerder in het bestreden besluit tevens ambtshalve heeft besloten verzoeker geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als alleenstaande minderjarige vreemdeling te verlenen en verzoeker daartegen bezwaar heeft aangetekend, ziet de voorzieningenrechter zich gesteld voor de vraag of verzoeker een belang heeft bij het onderhavige verzoek om een voorziening. Ingevolge het bepaalde in artikel 73, eerste lid, Vw 2000 wordt, indien bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de werking van het besluit tot afwijzing van een reguliere aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning opgeschort totdat op het bezwaar of administratief beroep is beslist, behoudens de uitzonderingen genoemd in het tweede, derde en vierde lid van dit artikel. Gelet op de bewoordingen van laatstgenoemde artikelleden en de Memorie van Toelichting bij het voorstel van wet (Handelingen Tweede Kamer 26732, nr. 3, p. 108) moet het ervoor worden gehouden dat de wetgever deze uitzonderingen limitatief heeft bedoeld. Een ambtshalve weigering ontbreekt in deze limitatieve opsomming.
De voorzieningenrechter vermag niet in te zien dat de wetgever een dergelijk besluit heeft willen uitsluiten, nu intrekking van een besluit, genoemd in dit artikellid, eveneens ambtshalve geschiedt.
3. Gelet op het vorenstaande is de verplichting van verzoeker Nederland te verlaten, voor zover deze is gerelateerd aan verweerders ambtshalve besluit tot niet-verlening van een verblijfsvergunning regulier, van rechtswege opgeschort.
Verzoeker heeft derhalve thans geen belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
4. Het verzoek wordt derhalve niet ontvankelijk verklaard.
5. Gelet op het vorenstaande is verzoeker in de rechtsmiddelenclausule van het bestreden besluit onjuist geïnformeerd. Daarin is vermeld dat verzoeker ook de afhandeling van het bezwaarschrift inzake de ambtshalve niet-verlening van een verblijfsvergunning regulier niet in Nederland mag afwachten en dat verzoeker zich tot de voorzieningenrechter kan wenden met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met de strekking dat verzoeker de beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten. Nu verzoeker zich op grond daarvan genoodzaakt heeft gezien een dergelijk verzoek bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank in te dienen ter voorkoming van de uitzetting, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van dit verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker nog ander kosten heeft moeten maken. Omdat verzoeker ter zake van dit geschil een toevoeging is verleend, dient voormeld bedrag aan proceskosten aan de griffier van de rechtbank te worden betaald.
6. Gezien het voorgaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet ontvankelijk.
2. veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 644,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die voormelde proceskosten aan de griffier van de rechtbank moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, en door deze en drs. C.H.M. Pastoors, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 12 september 2002
afschrift verzonden op: 12 september 2002
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.