ECLI:NL:RBSGR:2002:AF5335
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling zonder redelijk vermoeden van illegaal verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van eiser, een vreemdeling van Sierraleoonse nationaliteit. Eiser was op 16 november 2002 staande gehouden omdat hij een kantoorgebouw was binnengelopen zonder toegang te hebben. Tijdens de staandehouding vertoonde hij agressief gedrag en begreep hij de verbalisanten niet, die in verschillende talen met hem probeerden te communiceren. De verbalisanten hebben vervolgens zijn portemonnee doorzocht, waarin een geboortebewijs werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van eiser en zijn taalvaardigheid niet voldoende waren om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verbalisanten niet bevoegd waren om het onderzoek aan zijn lichaam en kleding uit te voeren voordat de ophouding had plaatsgevonden, wat in strijd was met de wet. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en werd de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 6 december 2002.
De rechtbank oordeelde verder dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat er geen reëel zicht op uitzetting naar Sierra Leone bestond. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming, en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf voordat vreemdelingen kunnen worden opgehouden en onderzocht, en de verplichting om een tolk beschikbaar te stellen tijdens het verhoor.