ECLI:NL:RBSGR:2002:AF4441

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/12456
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij mvv-vereiste in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 oktober 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Chinese asielzoekster, om een vergunning tot verblijf. De aanvraag was buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft in bezwaar een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar dit beroep was pas in de bezwaarfase onderbouwd. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, stelde dat de toetsing in bezwaar zich beperkte tot de vraag of de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld, en dat de motivering van het beroep op de hardheidsclausule niet meer beoordeeld hoefde te worden.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte niet had getoetst of er sprake was van een bijzonder individueel geval dat vrijstelling van de mvv-eis rechtvaardigde. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van een aanvraag om toelating eerst de vraag moet worden beantwoord of de aanvrager vanwege een beroep op de hardheidsclausule geen mvv hoeft over te leggen. Pas als deze vraag negatief wordt beantwoord, kan worden gekeken naar artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de verweerder op onzorgvuldige wijze tot stand was gekomen, in strijd met artikel 3:2 Awb. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de rechtbank bepaalde dat de verweerder opnieuw op het bezwaar moest beslissen. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op EUR 644,- werden begroot, en het griffierecht van EUR 22,69 moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK te ‘s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 01/12456 OVERIO GR
UITSPRAAK
inzake: A, geboren op [...] 1980,
van Chinese nationaliteit,
IND dossiernummer 9702.27.8204,
gemachtigde: mr. W. de Kleine, advocaat te Emmen, eiseres;
tegen:
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
gemachtigde: mr. C.E.J. van Buren-Buijs , advocaat te 's-Gravenhage, verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Eiseres is als asielzoekster uitgeprocedeerd. Op 7 september 1999 heeft zij een aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf onder de beperking G.V. bij partner, loonarbeid ingediend. Bij beschikking van 7 oktober 1999 is de aanvraag buiten behandeling gesteld. Bij brief van 21 oktober 1999 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar bij beschikking van 22 februari 2001 ongegrond verklaard. Bij brief van 22 maart 2001 is daartegen beroep ingesteld.
1.2 Het beroep is ter zitting van dinsdag 24 september 2002 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
3 Standpunten
3.1 Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard in verband met het navolgende. In de beslissing in primo is al overwogen dat eiseres niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Niet is gebleken van zeer bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan eiseres zou dienen te worden vrijgesteld van voornoemd mvv-vereiste (de hardheidsclausule). Eiseres heeft in model D50 haar beroep op de hardheidsclausule niet nader gemotiveerd, maar is hiertoe eerst bij nadere gronden van het bezwaarschrift overgegaan. Gelet op de omstandigheid dat bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag de omstandigheden die een beroep op de hardheidsclausule zouden rechtvaardigen niet bekend waren is de aanvraag, nu niet was gebleken dat eiseres behoorde te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste, op juiste gronden niet in behandeling genomen. De integrale heroverweging in bezwaar strekt niet verder dan het oordeel of terecht is overgegaan tot buitenbehandelingstelling van een aanvraag om een vergunning tot verblijf. Eiseres is niet gehoord omdat daartoe, gelet op het bepaalde in artikel 32, tweede lid van de vreemdelingenwet (Vw) geen verplichting bestaat en dit evenmin door de zorgvuldigheid wordt gevorderd.
3.2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat in bezwaar een integrale heroverweging dient plaats te vinden. Haar is niet verteld dat zij haar beroep op de hardheidsclausule nader diende te motiveren. Ten tijde van het doen van de aanvraag waren haar omstandigheden overigens wel bij de vreemdelingendienst bekend en deze zijn ook aan de orde gekomen. De vreemdelingendienst vulde het formulier in; eiseres heeft slechts getekend.
Eiseres heeft in haar bezwaarschrift duidelijk aangegeven waarom van haar niet gevergd kan worden naar China terug te keren om daar alsnog een mvv aan te vragen. Ten onrechte is haar niet de gelegenheid geboden om haar bezwaar mondeling toe te lichten.
4 Overwegingen
4.1 De rechtbank oordeelt als volgt.
Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
4.2 Artikel 16a, eerste lid Vw bepaalt dat een aanvraag om toelating slechts in behandeling wordt genomen, indien de vreemdeling beschikt over een geldige mvv, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem is verstrekt door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of het land van zijn bestendig verblijf.
4.3 Vast staat dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv.
4.4 In artikel 16 a, zesde lid Vw wordt vermeld dat in zeer bijzondere individuele gevallen voor het in behandeling nemen van de aanvraag om toelating kan worden afgezien van het eisen van het bezit van een geldige mvv. Deze bepaling wordt aangeduid als de hardheidsclausule. Daarvoor moet sprake zijn van dusdanige zwaarwegende omstandigheden dat van de vreemdeling in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij, voor het aanvragen van een mvv, terugkeert naar zijn land van herkomst.
4.5 Eiseres heeft blijkens de checklist MVV-vereiste (model D 50) d.d. 20 september 1999 een beroep gedaan op voornoemde hardheidsclausule.
4.6 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de toetsing in bezwaar zich beperkt tot de vraag of een aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld, hetgeen betekent dat, nu in bezwaar het beroep op de hardheidsclausule voor het eerst werd gemotiveerd, deze motivatie in bezwaar niet (meer) behoefde te worden beoordeeld. In bezwaar behoeft verweerder immers alleen te bezien of ten tijde van het besluit in primo de aanvraag van eiseres terecht buiten behandeling is gesteld, zodat de beoordeling in bezwaar bij een buitenbehandelingstelling een ex tunc-karakter heeft.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De vraag of sprake is van een zodanig bijzonder individueel geval dat verweerder dient af te zien van de eis van het bezit van een mvv, is een vraag die voorafgaat aan de vraag of buiten behandeling kan worden gesteld vanwege het ontbreken van die mvv. Bij de beoordeling van een aanvraag om toelating zal verweerder derhalve eerst de vraag moeten beantwoorden of betrokkene vanwege een (terecht) beroep op de hardheidsclausule geen mvv behoeft over te leggen en pas als die vraag negatief is beantwoord, aan artikel 4:5 Awb kunnen toekomen. In bezwaar zal verweerder dezelfde vragen opnieuw, in dezelfde volgorde, dienen te beoordelen. Gelet op het bepaalde in artikel 7:11 dient daarbij een volledige heroverweging plaats te vinden, zodat ook eerst in bezwaar aangevoerde feiten en omstandigheden een rol kunnen spelen.
Nu verweerder in de bestreden beslissing ten onrechte niet heeft getoetst of sprake is van een zodanig bijzonder individueel geval dat afgezien dient te worden van de eis van het bezit van een mvv en hij bovendien ten onrechte niet de in bezwaar aangevoerde feiten en omstandigheden – zijnde de motivering van het beroep op de hardheidsclausule – bij zijn beslissing heeft betrokken is de beslissing op bezwaar op onzorgvuldige wijze en derhalve in strijd met artikel 3:2 Awb tot stand gekomen.
4.7 Gelet op hetgeen in 4.1 is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard. Het bestreden besluit zal derhalve worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72 vierde lid Awb te bepalen dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4.8 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat aanleiding om verweerder, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van haar beroep heeft moeten maken. De kosten worden begroot op EUR 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
4.9 Ingevolge artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient het griffierecht te worden vergoed door de rechtspersoon, daartoe aangewezen door de rechtbank.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder, met inachtneming van deze uitspraak, opnieuw op
het bezwaar dient te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op EUR
644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die
deze kosten dient te betalen aan eiseres;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het door eiseres
betaalde griffierecht, ten bedrage van EUR 22,69 aan eiseres dient te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk in tegenwoordigheid van mr. M.A.A. ter Meer-Siebers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2002
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 21 oktober 2002