ECLI:NL:RBSGR:2002:AF4435

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/74284
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting en opvang van Afghaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 oktober 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een Afghaanse vreemdeling, geboren in 1978, die een verzoek heeft ingediend om te voorkomen dat hij wordt uitgezet naar Afghanistan totdat er op zijn beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er recente wijzigingen zijn in het beleid van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met betrekking tot terugzending naar Afghanistan, wat aanleiding geeft om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De rechter heeft bepaald dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege moet blijven totdat er een beslissing is genomen op het beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling om opvang te regelen, afgewezen. De rechter overweegt dat er geen bewijs is dat de aanvraag voor opvang niet binnen 48 uur is behandeld, en dat het verzoek om opvang niet op de weg van de rechter ligt, maar op die van de verzoeker zelf. Hierdoor is dit deel van het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft de IND veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 322.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak is geregistreerd onder AWB 02/74284 en betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met toepassing van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:83.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 02/74284
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...]1978,
van Afgaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0209.23.8093,
gemachtigde: mr. R.F.M. Hendriks, werkzaam bij de Stichting Rechsbijstand Asiel te Arnhem,
verzoeker;
tegen:
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Bij beroepschrift van 27 september 2002 is beroep ingesteld tegen de beschikking van verweerder van 27 september 2002. Dit beroep is geregistreerd onder Awb 02/74285. Bij verzoekschrift van 27 september 2002 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist en verzoeker te behandelen als ware zijn aanvraag niet binnen 48 uur afgedaan dan wel verweerder te verplichten tot het doen van een verzoek tot opvang.
2 Overwegingen
2.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2 Bij brief van 2 oktober 2002 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat het beroep, geregistreerd onder Awb 02/74285, door een meervoudige kamer van de rechtbank zal worden behandeld.
De rechtbank heeft hiertoe besloten in verband met nadere oordeelsvorming omtrent de recente wijzigingen van het beleid van verweerder inzake (terugzending naar) Afghanistan.
2.3 Reeds hierom bestaat aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb, toe te wijzen in die zin dat verweerder wordt gelast de uitzetting achterwege te laten tot op het beroep is beslist.
2.4 Ten aanzien van het verzoek voor zover het betrekking heeft op de opvang overweegt de rechter als volgt.
Niet is gesteld dat de onderhavige aanvraag niet binnen 48 uur is afgedaan, zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat de aanvraag binnen 48 uur is behandeld.
Ten aanzien van het verzoek verweerder te verplichten tot het doen van een verzoek om opvang aan het COA, overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet op de weg van de rechter ligt, maar van verzoeker zelf.
Het verzoek is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de opvang.
2.5 Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3 BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt gelast uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist;
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk voor zover het betreft de opvang;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar als griffier op 10 oktober 2002.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 10 oktober 2002