ECLI:NL:RBSGR:2002:AF4428

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/88271
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep en afwijzing verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van eiseres, een Bulgaarse nationaliteit, die op 27 november 2002 is verwijderd naar Bulgarije. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat de maatregel van bewaring was opgeheven. Eiseres had op 24 november 2002 beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, met een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 december 2002 was eiseres noch haar gemachtigde aanwezig, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat er geen inhoudelijke gronden voor het verzoek om schadevergoeding waren aangevoerd. De rechtbank overwoog dat, aangezien eiseres niet was verschenen en geen argumenten had aangedragen voor de toekenning van schadevergoeding, er geen redenen waren om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen proceskosten aan de andere partij konden worden opgelegd, omdat er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. F.M.D. Aardema, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en werd in het openbaar uitgesproken, met mr. P. Bruins-Langedijk als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 02/88271 VRONTN
UITSPRAAK op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
A, geboren op [...] 1981, van Bulgaarse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht,
tegen een besluit van
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder, gemachtigde: mr. F. Boone, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Verweerder heeft op 23 november 2002 aan eiseres met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, onder a, Vw opgelegd.
Eiseres heeft hiertegen op 24 november 2002 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 2 december 2002. Eiseres, noch haar gemachtigde is aldaar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Eiseres is op 27 november 2002 verwijderd naar Bulgarije en de maatregel van bewaring is per die datum opgeheven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens een faxbericht van verweerder van 29 november 2002 is de bewaring van eiseres op 27 november opgeheven. Gelet hierop dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens gebrek aan belang.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding ingevolge artikel 106 Vw overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres noch haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Eiseres heeft in haar beroepschrift geen inhoudelijke gronden voor toekenning van schadevergoeding aangevoerd en is evenmin ter zitting verschenen om de gronden van het verzoek om schadevergoeding aan te voeren, dan wel nader toe te lichten.
Nu het verzoek om schadevergoeding op geen enkele wijze is geadstrueerd acht de rechtbank geen termen aanwezig om dit verzoek toe te wijzen.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.D. Aardema, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2002, in tegenwoordigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, als griffier.
afschrift verzonden op: 06 december 2002
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak, voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep betreft, binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.