ECLI:NL:RBSGR:2002:AF3741
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- M. O. N. D. E. L. I. N. G. E
- J. M. Janse van Mantgem
- J. van der Kluit
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2002 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn toegang tot Nederland was geweigerd op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen belang bestond bij het treffen van een dergelijke voorziening. De rechter oordeelde dat op basis van artikel 82, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de werking van het besluit omtrent de verblijfsvergunning van rechtswege was opgeschort totdat op het beroep was beslist. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag niet onmiddellijk uitvoerbaar was, en dat verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn beroep niet uit Nederland kon worden gezet.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitzonderingen op de schorsende werking van het besluit, zoals genoemd in artikel 82, tweede tot en met het vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, niet van toepassing waren. Verzoeker had een aanvraag ingediend die de uitzetting zou moeten opschorten, en de voorzieningenrechter volgde niet het standpunt van verweerder dat er na de beslissing op de aanvraag geen schorsende werking meer zou zijn. De rechter concludeerde dat er geen noodzaak was voor een voorlopige voorziening, aangezien de wet al voorzag in de opschorting van de werking van het besluit tot het beroep was beslist. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsbescherming van asielzoekers in Nederland, vooral in situaties waarin de toegang tot het land is geweigerd en er een aanvraag voor een verblijfsvergunning is ingediend.