ECLI:NL:RBSGR:2002:AF3741

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/81665 BEPTDN H
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2002 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn toegang tot Nederland was geweigerd op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen belang bestond bij het treffen van een dergelijke voorziening. De rechter oordeelde dat op basis van artikel 82, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de werking van het besluit omtrent de verblijfsvergunning van rechtswege was opgeschort totdat op het beroep was beslist. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag niet onmiddellijk uitvoerbaar was, en dat verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn beroep niet uit Nederland kon worden gezet.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitzonderingen op de schorsende werking van het besluit, zoals genoemd in artikel 82, tweede tot en met het vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, niet van toepassing waren. Verzoeker had een aanvraag ingediend die de uitzetting zou moeten opschorten, en de voorzieningenrechter volgde niet het standpunt van verweerder dat er na de beslissing op de aanvraag geen schorsende werking meer zou zijn. De rechter concludeerde dat er geen noodzaak was voor een voorlopige voorziening, aangezien de wet al voorzag in de opschorting van de werking van het besluit tot het beroep was beslist. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsbescherming van asielzoekers in Nederland, vooral in situaties waarin de toegang tot het land is geweigerd en er een aanvraag voor een verblijfsvergunning is ingediend.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
Nevenvestigingsplaats Haarlem
Voorzieningenrechter
PROCES-VERBAAL VAN
M O N D E L I N G E U I T S P R A A K
artikel 8:67 en 8:81 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000(Vw)
reg.nr: AWB 02 / 81665 BEPTDN H
inzake: A, geboren op [...] 1978, van Turkse nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium te Amsterdam, hierna te noemen: verzoeker,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
Tegenwoordig: mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, en mr. J. van der Kluit, griffier.
Zitting: 21 november 2002.
Verzoeker is vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, advocaat te Amsterdam.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. J.W. de Graaf, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Aan de orde is het verzoek om voorlopige voorziening van 28 oktober 2002 hangende de behandeling van het beroepschrift van verzoeker van 28 oktober 2002 tegen het besluit van 25 oktober 2002 tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep de werking van het besluit niet opschort, nu verzoeker op grond van artikel 3 Vw de toegang is geweigerd en hij derhalve op grond van artikel 5, eerste lid, Vw de verplichting heeft Nederland onmiddellijk te verlaten. Verzocht wordt om opschorting van de werking van het besluit tot op het beroep is beslist.
Bij mondelinge uitspraak van 21 november 2002 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen wegens het ontbreken van belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Aan deze uitspraak liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.
Op grond van artikel 82, eerste lid, Vw wordt de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Op grond van artikel 82, tweede lid, Vw is het eerste lid niet van toepassing indien het besluit inhoudt:
a. de afwijzing van de aanvraag binnen bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren;
b. de afwijzing van de herhaalde aanvraag;
c. een besluit als bedoeld in artikel 43 Vw.
Op grond van artikel 82, derde en vierde lid, Vw is het eerste lid evenmin van toepassing indien het beroepschrift niet tijdig is ingediend en indien de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 59 Vw.
Nu niet binnen de termijn van 48 procesuren van de ac-procedure is beslist op de aanvraag van verzoeker, stelt de voorzieningenrechter vast dat de uitzondering van artikel 82, tweede lid en onder a, Vw op de algemene regel van schorsende werking van het beroep ex artikel 82, eerste lid, Vw niet van toepassing is. Evenmin is gesteld noch gebleken dat de overige uitzonderingen genoemd in artikel 82, tweede tot en met het vierde lid, Vw in het onderhavige geval van toepassing zijn.
Ten aanzien van het standpunt van verweerder heeft de voorzieningenrechter overwogen als volgt. Niet in geschil is dat verzoeker de toegang tot Nederland is geweigerd ex artikel 3 Vw. Op grond van artikel 5, eerste lid, Vw heeft de vreemdeling derhalve in beginsel de verplichting Nederland onmiddellijk te verlaten. Op grond van artikel 5, derde lid, Vw geldt deze verplichting echter niet indien de vreemdeling een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 of 33 Vw indient. In het onderhavige geval heeft verzoeker een aanvraag als bedoeld in artikel 28 Vw ingediend. Op grond van artikel 3.1 Vb heeft het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning bovendien tot gevolg dat de uitzetting van verzoeker achterwege dient te blijven. De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt van verweerder dat na de beslissing op de aanvraag geen sprake meer kan zijn van een schorsende werking van het besluit en artikel 82, eerste lid, Vw niet van toepassing zou zijn.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voor verzoeker geen belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening hangende de behandeling van het beroepschrift, nu op grond van artikel 82 Vw de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning van rechtswege wordt opgeschort totdat op het beroep is beslist.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
Afschrift verzonden op: 22 november 2002
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.