ECLI:NL:RBSGR:2002:AF2795

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/62894
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers, A en B, aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen op grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, conform de Dublinverordening. Eisers hebben aangevoerd dat de afwijzing onzorgvuldig is voorbereid, vooral gezien de ernstige psychische problemen van eiseres, die onder behandeling is van een psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres en geen advies heeft ingewonnen over de gevolgen van de overdracht aan Duitsland voor haar gezondheid. De rechtbank oordeelt dat de IND in strijd heeft gehandeld met het beginsel van zorgvuldige voorbereiding, omdat zij niet heeft onderzocht of de overdracht aan Duitsland een negatieve impact zou hebben op de behandeling van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de eerdere beschikkingen van de IND en verplicht de IND om opnieuw op de aanvragen te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt de IND veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/62894
UITSPRAAK
inzake: A, geboren op [...] 1973,
alias A, geboren op [...] 1973,
eiser,
B, geboren op [...] 1982,
alias B, geboren op [...] 1982,
eiseres,
mede ten behoeve van twee kinderen beneden
de leeftijd van vijftien jaar,
IND dossiernummer 0009.11.2008,
gemachtigde: mr. T. Pondaag, advocaat te Wageningen;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggemans, ambtenaar ten departemente,
verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 24 november 2001 hebben eisers aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikkingen van 23 mei 2002 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
1.2 Bij brief van 15 augustus 2002 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze beschikkingen. Het beroep is ter zitting van 4 oktober 2002 behandeld. Eisers zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan.
3 Standpunten
3.1 Verweerder heeft de aanvragen niet ingewilligd omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers hebben verklaard dat zij in januari 1998 in Duitsland een asielaanvraag hebben ingediend. De verklaring van eisers dat zij op 7 juli 2001 Duitsland hebben verlaten en dat zij vervolgens op 6 november 2001 vanuit Moskou naar Nederland zijn gereisd is volgens verweerder niet aannemelijk. Eisers hebben deze verklaring niet gestaafd met stukken en/of documenten en zij hebben voorts geen concrete verklaringen afgegeven over hun gestelde hernieuwde inreis in het Dublingebied.
Aan de Duitse autoriteiten is verzocht om de behandeling van de asielaanvragen over te nemen. Bij brief van 4 maart 2002 hebben de Duitse autoriteiten daarmee ingestemd. Dit betekent dat Duitsland de asielrelazen inhoudelijk zal beoordelen, zoals bedoeld in artikel 1 onder d van de Overeenkomst van Dublin (OvD), of indien dit reeds is gebeurd en er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden worden ingebracht Duitsland eisers zal uitzetten naar hun land van herkomst daar een beslissing omtrent de uitzetting en ook de feitelijke uitzetting onderdeel zijn van het in behandeling nemen van een asielverzoek. Voorts wordt opgemerkt dat er ten principale vanuit gegaan kan worden dat Duitsland de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) naleeft. Eisers hebben niet aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Duitsland deze internationale verplichtingen niet naleeft.
In de psychische problemen van eiseres heeft verweerder geen aanleiding gezien om de asielaanvragen in behandeling te nemen. In dat verband is overwogen dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland en daarom in staat moet worden geacht eventuele medische problemen goed te kunnen behandelen.
3.1 Namens eisers is aangevoerd dat er in deze zaak sprake is van een uitzonderlijk geval van humanitaire aard. Eiseres heeft ernstige psychische problemen (psychose) als gevolg van traumata, reden waarom destijds bij de aanvraag uitstel van vertrek is verleend. Zij is thans nog steeds onder behandeling van de psychiater van het RIAGG te Deventer, de heer C. Bosma. Gezien de ernstig van de situatie acht de psychiater opname geïndiceerd, maar omdat eiseres nauwelijks communiceert en grote angst heeft voor een verblijf in een ziekenhuis is de behandeling vooralsnog ambulant gehouden. Onderbreking van de behandeling zal mogelijke desastreuze gevolgen hebben. Aangezien met de overdracht aan Duitsland de continuïteit van behandeling, in ieder geval voor enige tijd, onderbroken zal worden, is de overdracht op dit moment nog te prematuur en derhalve niet aan de orde. Ter onderbouwing van de huidige psychische situatie van eiseres is bij brief van 20 september 2002 een verklaring van 16 september 2002 van dhr. C. Bosma overgelegd.
Voorts is aangevoerd dat eiseres als gevolg van haar psychische situatie nog niet is gehoord door een ambtenaar van de IND. Dit is in strijd met artikel 3.112 Vreemdelingenbesluit. Eiseres dient eerst gehoord te worden, alvorens een besluit kan worden genomen. Nu dat niet is gebeurd, kan de bestreden beschikking wegens strijd met de wet en wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel niet in stand blijven.
4 Overwegingen
4.1 Een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 wordt afgewezen indien een ander land partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag (artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen.
4.3 Eisers hebben aangevoerd dat de beschikking in de procedure van eiseres onzorgvuldig is voorbereid, nu eiseres niet is gehoord in de zin van artikel 3.112 Vb.
De rechtbank kan eisers daarin niet volgen. Nadat eiseres een eerste gehoor was afgenomen, welk gehoor blijkens het daarvan gemaakte verslag al niet zonder problemen verliep, is aan de medisch adviseur onder meer gevraagd of eiseres gelet op haar medische situatie gehoord kon worden. De adviseur stelde zich op het standpunt dat eiseres gehoord kon worden, maar dat het gezien haar toestand de voorkeur verdiende dat eiser daarbij aanwezig zou zijn. Blijkens een telefoonnotitie van 6 februari 2002 is die dag door een verpleegkundige van de Medische Dienst OC Schalkhaar met verweerder overlegd. Er werd verzocht om uitstel van het Dublin gehoor, om dat de psychiater van eiseres meldde dat zij naar alle waarschijnlijkheid niet in staat was gehoord te worden. Op 7 februari 2002 verzocht verweerder, blijkens een telefoonnotitie, om een schriftelijke verklaring omtrent de redenen van het niet gehoord kunnen worden. In een brief van 18 februari 2002 heeft een arts van OC Schalkhaar verklaard dat eiseres op dat moment zodanige psychische problemen had dat een nader gehoor geen betrouwbare informatie zou kunnen opleveren, terwijl niet te voorspellen was wanneer die situatie zou wijzigen. Geadviseerd werd het gehoor enige maanden uit te stellen. Op 7 maart 2002 heeft verweerder telefonisch overlegd met de betreffende arts, over de vraag af het mogelijk zou zijn om eisers dan samen te horen. De arts achtte dit mogelijk, maar wees er op dat eiseres dan waarschijnlijk niet veel zou zeggen. Daarop is eiseres opgeroepen om op 21 maart 2002 te verschijnen om het gehoor van eiser bij te wonen. Op 13 maart 2002 heeft eiser aan verweerder laten weten dat hij bezwaar had tegen die aanpak, omdat zij echtgenote niet exact weet wat hij heeft meegemaakt en omdat hij dat in verband met haar toestand graag zo wil houden. Daarop heeft verweerder besloten dat eiseres niet bij het gehoor van haar echtgenoot aanwezig hoefde te zijn. Op 21 maart 2002 is eiser vervolgens gehoord buiten aanwezigheid van eiseres. Blijkens het verslag van dat gehoor heeft eiser verklaard omtrent de procedure en de omzwervingen van het hele gezin, waaronder eiseres en heeft hij tevens verklaard omtrent de psychische problemen van eiseres en de gevolgen die deze problemen met zich meebrengen. Daarna zijn op 23 mei 2002 de beschikkingen in de procedures van eisers geslagen.
Dit geheel overziend komt de rechtbank tot het oordeel dat van onzorgvuldigheid aan de kant van verweerder op dit punt geen sprake is geweest. Verweerder had eiseres kunnen oproepen voor een gehoor, haar pro forma wat kunnen vragen en haar daarna weer kunnen laten vertrekken. Dan had verweerder voldaan aan de formaliteiten, eiseres zou aan een nader gehoor zijn onderworpen, zoals artikel 3.112 Vb bepaald. Nu op voorhand duidelijk was dat dit „onderwerpen aan een nader gehoor“ op het punt van de informatievergaring zinloos zou zijn, terwijl het voor eiseres belastend zou zijn, heeft verweerder afgezien van deze exercitie en alle relevante vragen gesteld aan degene die ook voor het overige de belangen van eiseres behartigd, haar echtgenoot. De rechtbank acht dit eerder zorgvuldig dan onzorgvuldig.
4.4 De rechtbank oordeelt anders omtrent het andere punt dat partijen verdeeld houdt, te weten of verweerder de beschikkingen wel voldoende zorgvuldig heeft voorbereid, door geen advies te vragen aan een deskundige omtrent de gevolgen die de overdracht zou kunnen hebben voor de gezondheid van eiseres.
Dan gaat het uitdrukkelijk niet om de vraag of in Duitsland medische zorg kan worden geleverd op hetzelfde niveau als in Nederland. Dat het niveau van die zorg op tenminste hetzelfde niveau staat als in Nederland wordt door eisers niet betwist.
Waar het wel om gaat, is in hoeverre eiseres, door de overdracht aan Duitsland, waardoor haar medische behandeling door haar huidige specialist zal worden afgebroken, en tenminste sprake zal zijn van een onderbreking van haar behandeling in het algemeen, een terugslag zal kunnen verwachten en hoe ernstig de risico’s voor haar gezondheid moeten worden ingeschat.
Zoals al blijkt uit de opsomming onder 4.3, was verweerder op de hoogte van het feit dat eiseres ernstige psychische problemen heeft waardoor zij ernstig in haar normale functioneren wordt belemmerd. Afgezien van hetgeen onder 4.3 al werd opgesomd bevat het dossier verder het advies van de medisch adviseur in het aanmeldcentrum om op grond van de toestand van eisers opvang te verlenen en een brief van 31 december 2001 van de hand van dezelfde arts uit het OC Schalkhaar als de brief van 18 februari 2002 waarin onder meer melding wordt gemaakt van een suïcidepoging middels ophanging en psychotische belevingen. Alle voor de bestreden beschikkingen bekende informatie had aanleiding moeten zijn advies in te winnen. De brief die eiseres in beroep heeft overgelegd, geschreven door haar behandelend psychiater en gedateerd 16 september 2002, welk schrijven naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling kan worden betrokken en waartegen verweerder ook geen bezwaar heeft gemaakt, geeft temeer aanleiding om te oordelen dat verweerder dat advies alsnog moet inwinnen. Eiseres staat onder behandeling van een psychiater, verkeert al geruime tijd in een psychose en is amper tot een gesprek in staat. Blijkens dit schrijven heeft de psychiater al meer dan eens opname geïndiceerd geacht, maar wordt daar slechts vanaf gezien in verband met taalproblemen en de te verwachten toename van de angsten van eiseres bij verblijf in een ziekenhuis. Met nadruk wordt vermeld dat van opname nog kon worden afgezien omdat eiser, arts, eiseres voldoende zorg kan geven. Een onderbreking van de behandeling van eiseres zal naar verwachting van haar psychiater zeer slecht voor haar uitvallen.
Uit het dossier blijkt verder dat de adviseur van verweerder in het aanmeldcentrum al van oordeel was dat het noodzakelijk is dat eiser bij de behandeling van eiseres betrokken wordt. De psychiater van eiseres onderstreept dat belang nogmaals. In dat kader zal verweerder bij de beoordeling moeten betrekken dat eisers – al dan niet terecht – in de overtuiging leven dat overdracht aan Duitsland zal betekenen dat eisers van elkaar zullen worden gescheiden.
Verweerder heeft een grote beleids- en beoordelingsvrijheid als het gaat om de vraag of sprake is van een uitzonderlijk geval van humanitaire aard dat aanleiding geeft om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Dat doet er niet aan af dat verweerder, alvorens die beoordeling te maken, zich op de hoogte moet stellen van alle van belang zijnde aspecten en zich daarover zonodig moet laten adviseren. Nu verweerder dit heeft nagelaten is de beschikking tot stand gekomen in strijd met het beginsel van een zorgvuldige voorbereiding.
4.5 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
4.6 Er bestaat aanleiding verweerder als volgt te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikkingen van 23 mei 2002;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvragen beslist met inachtneming
van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644, onder
aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten
aan de griffier van deze rechtbank dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. T.M.L. Veen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Pinners als griffier op 15 oktober 2002.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van „Hoger beroep vreemdelingenzaken“, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 15 oktober 2002