ECLI:NL:RBSGR:2002:AF2642

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 01/53773 BEPTDN A S2
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiseres en de behandeling van zienswijze

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 1 oktober 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiseres, afkomstig uit Georgië, had op 9 januari 2001 een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend. De aanvraag werd op 19 september 2001 afgewezen, waarbij verweerder stelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar aanvraag gegrond was op relevante omstandigheden. Eiseres had op 18 september 2001 een zienswijze ingediend, maar verweerder had deze niet in de besluitvorming betrokken, omdat hij meende dat deze te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder de zienswijze had moeten betrekken, aangezien deze was ontvangen voordat de beschikking was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van verweerder, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het recht van de vreemdeling om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Assen
Vreemdelingenkamer
Regnr.: Awb 01/53773 BEPTDN A S2
uitspraak: 01 oktober 2002
U I T S P R A A K
inzake: A,
geboren [...] 1945,
van Georgische nationaliteit,
verblijvende te B,
IND-dossiernummer 0101-08-2001,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J.P. Cats, advocaat te Emmen;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst)
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Straatman, ambtenaar ten departemente.
PROCESVERLOOP
Op 9 januari 2001 heeft eiseres een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan.
Bij beschikking van 19 september 2001 heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de zin van artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, Vw 2000.
Bij beroepschrift van 16 oktober 2001 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
De griffier heeft de van verweerder ontvangen gedingstukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 september 2002. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
MOTIVERING
Standpunten van partijen
Eiseres heeft ter ondersteuning van haar aanvraag, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Eiseres is afkomstig uit Tbilisi (Georgië). Haar vader behoorde tot de bevolkingsgroep der Armeniërs en haar moeder tot de bevolkingsgroep der Yeziden. Eiseres werd sinds 1991 lastiggevallen mogelijk vanwege haar Yezidische afkomst en de omstandigheid dat haar enige zoon in het Russische leger werkte. Omstreeks 29 november 2000 werd zij door een aantal jonge mannen meegevoerd naar een woning, waar zij werd vastgehouden en meerdere malen werd mishandeld en verkracht. De mannen scholden eiseres uit voor Yezid en informeerden naar de verblijfplaats van haar zoon. Uiteindelijk werd eiseres op of omstreeks 22 december 2000 naar een afvalterrein gebracht en vrijgelaten. Eiseres heeft tot de datum van vertrek uit haar land van herkomst, te weten 25 december 2000, bij een vriendin verbleven. Op 30 december 2000 is eiseres in Nederland aangekomen.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt, dat haar aanvraag is gegrond op omstandigheden, die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Verweerder heeft voorts overwogen dat naar aanleiding van de aanvraag op 31 juli 2001 een voornemen tot afwijzing kenbaar is gemaakt. Volgens verweerder is eiseres in de gelegenheid gesteld haar zienswijze hierop schriftelijk naar voren te brengen, doch heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt. In dit kader merkt verweerder op dat eiseres bij brief van 29 augustus 2001 om uitstel heeft verzocht voor het indienen van de zienswijze. Bij brief van 4 september 2001 is echter aan eiseres medegedeeld dat het desbetreffende verzoek om uitstel niet kon worden gehonoreerd, omdat de daartoe door eiseres aangevoerde reden niet valt onder een van de categorieën als bedoeld in C3/15.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000.
Nu eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid haar zienswijze naar voren te brengen en evenmin op andere wijze is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden, bestaat er voor verweerder geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan verwoord in het voornemen, waarin gemotiveerd is ingegaan op de van belang zijnde aspecten van de zaak.
In beroep stelt eiseres zich op het standpunt dat zij aanspraak maakt op verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw 2000.
Eiseres is voorts van mening dat verweerder ten onrechte in de bestreden beschikking er van is uitgegaan, dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om haar zienswijze omtrent het voornemen tot afwijzing van de aanvraag schriftelijk naar voren te brengen. Eiseres stelt dat zij op 18 september 2001 per fax haar zienswijze op het voornemen aan verweerder heeft toegezonden en dat verweerder het voornemen ook daadwerkelijk op 18 september 2001 in goede orde heeft ontvangen. Ten bewijze daarvan heeft eiseres het verzendrapport van de fax overgelegd. Volgens eiseres is verweerder in de bestreden beschikking ten onrechte niet ingegaan op de door eiseres in haar zienswijze naar voren gebrachte stellingen en standpunten, zodat de beschikking onvoldoende is gemotiveerd en niet zorgvuldig tot stand is gekomen.
Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Verweerder acht van belang dat de kennisgeving van het voornemen op 8 augustus 2001 aan eiseres is uitgereikt. Eiseres had na uitreiking vier weken gelegenheid om haar zienswijze schriftelijk naar voren te brengen. Volgens verweerder heeft eiseres echter eerst op 18 september 2001, derhalve geruime tijd na het verstrijken van de termijn, een zienswijze ingediend. Op het moment dat verweerder de bestreden beschikking verzond, was het bestaan van deze zienswijze nog niet bekend. Deze omstandigheid behoort volgens verweerder, gelet op de termijnoverschrijding, voor rekening en risico van eiseres te komen.
Beoordeling van het beroep
Onder meer gelet op het bepaalde in het Koninklijk Besluit van 22 juli 2002, gepubliceerd in de Staatscourant van 25 juli 2002, nr. 140, is de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in de plaats getreden van de Staatssecretaris van Justitie. Daar waar in deze uitspraak voor wat betreft de periode tot 22 juli 2002 wordt gesproken van verweerder dient te worden bedacht dat hiermede wordt bedoeld de (voormalige) Staatssecretaris van Justitie, wiens handelingen en besluiten, voor zover deze tot stand zijn gekomen voor 22 juli 2002, rechtens dienen te worden toegerekend aan voornoemde Minister.
Krachtens artikel 39 Vw 2000 wordt de vreemdeling, alvorens een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen, onder opgave van redenen schriftelijk in kennis wordt gesteld van het voornemen de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken. Deze procedure is neergelegd in artikel 3.115 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Ingevolge het tweede lid van dit artikel heeft de vreemdeling in beginsel vier weken de tijd om zijn zienswijze omtrent de voorgenomen afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28 van de wet, naar voren te brengen. Het zesde lid van artikel 3.115 Vb 2000 bepaalt dat verweerder rekening houdt met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt.
Uit de door partijen overgelegde faxberichten is gebleken dat de schriftelijke zienswijze op 18 september 2001 is ontvangen door verweerder. Uit het procesdossier is verder gebleken dat verweerder op 19 september 2001 de ontvangst van de zienswijze d.d. 18 september 2001 aan eiseres heeft bevestigd. Daarbij heeft verweerder onder meer aan eiseres medegedeeld dat de brief zal worden betrokken bij de besluitvorming die in deze zaak zal plaatsvinden. Vaststaat dat de beschikking op 19 september 2001 door middel van toezending is bekendgemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder, nu hij de zienswijze op 18 septem-ber 2001 heeft ontvangen, terwijl op dat moment de beschikking nog niet genomen was, op grond van artikel 3.115, zesde lid, Vb 2000 de zienswijze dienen te betrekken bij de besluitvorming. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, ook al was de beschikking reeds geredigeerd ten tijde van de ontvangst van de zienswijze, het dossier weer ter hand had dienen te nemen om ingevolge artikel 42, derde lid, Vw 2000 op de zienswijze van eiseres in te gaan.
Nu verweerder dit heeft nagelaten, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 3.115, zesde lid, Vb 2000. Reeds hierom is het beroep gegrond en dient het besluit te worden vernietigd wegens schending van artikel 3.115, zesde lid, Vb 2000. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb verweerder opdragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Läkamp, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van B. de Vogel als griffier op 01 oktober 2002
Afschrift verzonden: 01 oktober 2002