ECLI:NL:RBSGR:2002:AF2368

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/5048
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot opheffing uitstel van vertrek wegens onvoldoende motivering en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 september 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de opheffing van het uitstel van vertrek van eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1943. Eiseres had in 1998 uitstel van vertrek gekregen in afwachting van een medisch onderzoek door het Bureau Medische Advisering (BMA) om te beoordelen of haar verwijdering uit Nederland verantwoord was gezien haar gezondheidstoestand. In juni 2000 heeft verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, het uitstel opgeheven, waarop eiseres bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd in januari 2001 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het advies van het BMA, dat ten grondslag lag aan de opheffing van het uitstel van vertrek, niet volledig was. Belangrijke stukken, zoals brieven van de behandelaars van eiseres en informatie uit het landeninformatiesysteem van de IND, maakten geen deel uit van het dossier van verweerder. Hierdoor kon de rechtbank de deugdelijkheid van het BMA-advies niet toetsen aan de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank oordeelde dat het advies onvoldoende inzichtelijk was en niet goed onderbouwd, vooral met betrekking tot de medische situatie van eiseres en haar vermogen om te reizen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 3 januari 2001 en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en werd de Staat aangewezen als rechtspersoon die het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.S.W. Kroon.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: Awb 01/5048
Datum uitspraak: 20 september 2002
Uitspraak
ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in de zaak van
A,
geboren op [...] 1943,
van Syrische nationaliteit,
eiseres,
mede ten behoeve van haar gezinsleden,
gemachtigde mr. R.F.M. Hendriks,
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(voorheen: de Staatssecretaris van Justitie),
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. A. Elkhannaji,
ambtenaar in dienst van de IND.
Het procesverloop
Bij brief van 26 maart 1998 heeft verweerder aan eiseres en haar gezinsleden uitstel van vertrek gegeven in afwachting van een onderzoek van het Bureau Medische Advisering (BMA) in verband met de vraag of de verwijdering van eiseres uit Nederland gezien haar gezondheidstoestand verantwoord is.
Bij besluit van 16 juni 2000 heeft verweerder het uitstel van vertrek opgeheven. Eiseres heeft daartegen op 29 juni 2000 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 januari 2001 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 30 januari 2001 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 september 2002. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Verweerder heeft het uitstel van vertrek van eiseres en haar gezinsleden opgeheven naar aanleiding van het advies van het BMA van 27 maart 2000. Hetgeen door eiseres is aangevoerd geeft verweerder onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en de uitkomst van het onderzoek dat door het BMA is gedaan. Op geen enkele wijze is aangetoond dat het advies niet overeenkomt met de huidige medische toestand van eiseres. Volgens het BMA is medische behandeling van eiseres in Syrië mogelijk en zijn er geen medische voorzieningen nodig tijdens haar reis.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het advies van het BMA onzorgvuldig is voorbereid en dat het onvolledig en onjuist is. Het advies is gebaseerd op oude gegevens. De medische situatie van eiseres is in de loop van de jaren verslechterd. Zij heeft meer klachten dan die die worden genoemd. Verder vermeldt het advies niet op basis van welke informatie is geconcludeerd dat behandeling in land van herkomst mogelijk is. Niet is onderzocht of eiseres in Syrië medische behandeld kan worden, hetgeen wel had moeten gebeuren. Voorts is niet duidelijk waarop de stelling van het BMA is gebaseerd dat eiseres met de gangbare vervoermiddelen kan reizen.
4. Aan eiseres is uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 25 van de Vreemdelingenwet (Vw). Ingevolge deze bepaling blijft uitzetting achterwege indien de verwijdering van de vreemdeling uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord is te achten.
5. De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de aard van deze procedure, slechts ter beoordeling staat of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten het uitstel van vertrek op te heffen omdat het voor eiseres, gelet op haar gezondheidstoestand, verantwoord is om te reizen. Derhalve is in deze procedure niet relevant of eiseres in Syrië de voor haar noodzakelijke medische behandeling zal kunnen verkrijgen en wat de gevolgen (kunnen) zijn indien zij die behandeling niet zou krijgen.
6. Aan de opheffing van het uitstel van vertrek ligt het advies van 27 april 2000 van het BMA ten grondslag. Dit advies is gebaseerd op brieven van de behandelaars van eiseres en op het landeninformatiesysteem van de IND.
Genoemde stukken maken noch deel uit van het advies, noch van het dossier van verweerder. Ook ontbreekt de vraagstelling van het BMA aan de in het advies genoemde behandelaars. Naar het oordeel van de rechtbank hadden zij evenwel deel moeten uitmaken dossier van verweerder en hadden zij door verweerder op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb overgelegd moeten worden. Omdat voormelde stukken ontbreken kan de rechtbank de deugdelijkheid van het BMA-advies, en mitsdien het bestreden besluit, niet toetsen in het licht van de beroepsgronden van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies, mede door het ontbreken van genoemde informatie, onvoldoende inzichtelijk. Met name is niet inzichtelijk of de informatie van de behandelaars van eiseres uitsluitend ziet op haar medische situatie of dat zij zich ook hebben uitgelaten over de vraag of eiseres in staat is om te reizen en, zo ja, of dit ook geldt voor de periodes waarin zij wordt behandeld met Albendazol en enige tijd daarna. In dit verband is van belang eiseres vier keer per jaar gedurende een maand wordt behandeld met deze medicatie en dat zij heeft verklaard dat zij daarvan vele bijwerkingen ondervindt, waaronder hevige hoofdpijn, braken, misselijkheid en koorts. Derhalve is advies, voor zover daarin is gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres medisch gezien niet in staat is om te reizen met de gangbare vervoermiddelen, tevens onvoldoende onderbouwd.
7. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden wegens schending van het motiveringsvereiste (artikel 7:12, eerste lid, van de Awb). Het beroep is derhalve gegrond. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Voorts bestaat aanleiding de Staat aan te wijzen als de rechtspersoon die aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 januari 2001 geheel;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van 644,- euro onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten dient te voldoen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om aan eiseres 102,10 euro te betalen ter vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2002 in tegenwoordigheid van mr. A.S.W. Kroon als griffier.
de griffier w.g. Kroon de rechter w.g. Catsburg
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem,
Verzonden: 26 september 2002
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.