RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900767-02
rolnummer 0004
's-Gravenhage, 5 december 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 november 2002.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr S.I. Soekarman, advocaat te Delft, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van Dam heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - inbeslaggenomen videoband zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde Speakers Discotheek Café Restaurant.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd, dat terzake van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop, aangezien sprake zou zijn van hetzelfde feitencomplex, dat onder verschillende delictsomschrijvingen strafbaar is gesteld, maar thans tweemaal telast wordt gelegd. Ingevolge artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht wordt dan slechts de strafbepaling inzake het zwaarste delict toegepast. Om deze reden heeft de raadsman verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie terzake van het als feit 2 telastgelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Allereerst omdat dit verweer miskent dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht uitsluitend ziet op de bij de straftoemeting te betrekken bepalingen en derhalve niet het vervolgingsrecht van de officier van justitie raakt. Voorts is de rechtbank van oordeel, dat, hoewel denkbaar zou zijn geweest dat de feiten 1 en 2 als subsidiaire feiten telast zouden zijn gelegd in casu geen sprake is van een eendaadse samenloop. Weliswaar is sprake van één fysieke handeling waarbij twee verschillende strafrechtelijke bepalingen zijn overtreden, doch deze bepalingen beogen (ook) blijkens hun plaatsing in het Wetboek van Strafrecht verschillende rechtsbelangen te beschermen. In een dergelijk geval is blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sprake van een meerdaadse samenloop.
Voor zover de raadsman met zijn verweer beoogt te betogen dat artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht aan de vervolging ter zake van het als feit 2 telastgelegde feit in de weg staat, overweegt de rechtbank dat ook dit verweer moet worden verworpen, nu in casu geen sprake is van het andermaal vervolgen als in deze bepaling bedoeld.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 5 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel, dat verdachte de opzet had om [portier] bang te maken. Door met zijn auto op hem in te rijden beoogde hij de indruk te wekken - en heeft hij bij betrokkene ook feitelijk de vrees veroorzaakt - dat hij hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Gelet op de situatie ter plaatse, het aanzienlijk aantal aanwezigen heeft verdachte bij de uitvoering van dit feit zich willens en wetens blootgesteld aan de geenszins denkbeeldige kans dat hij daarbij ook andere personen dan [portier] werkelijk zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is naar aanleiding van een handgemeen met een aantal portiers - welk hij zelf grotendeels had veroorzaakt - met zijn auto achteruit op de ingang van de uitgaansgelegenheid Speakers ingereden met als doel één van die portiers bang te maken. Op dat moment stonden meerdere mensen daar te wachten om naar binnen te gaan. De handelswijze van verdachte is zowel door de mensen die direct door dit handelen werden bedreigd, als de omstanders die er getuige van waren, als zeer ingrijpend ervaren vanwege de angst en gevoelens van onveiligheid die het bij hen heeft opgewekt. Bovendien versterken dit soort incidenten in het algemeen de gevoelens van onveiligheid die zich in de samenleving manifesteren. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook ernstig aan, temeer nu blijkens het onderzoek ter terechtzitting kennelijk echt zelfinzicht ten aanzien van zijn agressieve reactiepatroon dat voorts ook blijkt uit de andere bewezenverklaarde feiten - verzet bij aanhouding, belediging van een ambtenaar in functie - bij verdachte ontbreekt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 13 november 2002 dat omtrent verdachte is uitgebracht.
Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, reeds eerder en wel minder dan vijf jaar geleden voor soortgelijke en andere strafbare feiten veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden onderhavige feiten te plegen. De rechtbank acht de na te noemen straf dan ook passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan Speakers Discotheek Café Restaurant gelasten van het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2, te weten een videoband.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 57, 180, 266, 267, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 5 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 2:
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 3:
WEDERSPANNIGHEID;
ten aanzien van feit 4:
EENVOUDIGE BELEDIGING, TERWIJL DE BELEDIGING WORDT AANGEDAAN AAN EEN AMBTENAAR GEDURENDE OF TERZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN HAAR BEDIENING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 15 september 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 september 2002;
gelast de teruggave aan Speakers Discotheek Café Restaurant van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten een videoband;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Poustochkine, voorzitter,
Kuijer en O.C.W. van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Biever, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2002.