ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1324
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een minderjarige asielzoeker en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 juli 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige bewaring van een minderjarige asielzoeker van Chinese afkomst. Eiser werd op 17 juli 2002 in bewaring gesteld, nadat hij eerder op 30 mei 2002 een asielaanvraag had ingediend. De eerste inbewaringstelling werd opgeheven wegens een vormfout, maar de asielaanvraag was nog niet beslist. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het beslissen op de asielaanvraag opnieuw was begonnen bij de tweede inbewaringstelling, wat door de verweerder werd betwist. De rechtbank concludeerde dat de bewaring vanaf het begin onrechtmatig was, omdat er niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn op de asielaanvraag was beslist. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser gegrond was.
De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van € 760,- voor de dagen dat hij onterecht in bewaring was gehouden. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 805,- werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de wetgever de termijn voor het beslissen op asielaanvragen had ingesteld om de onzekerheid voor de asielzoeker te minimaliseren. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de rechten van asielzoekers in Nederland. Partijen hebben de mogelijkheid om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.