ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1323
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen
- S.M.M. Hoogesteger
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een minderjarige eiser van Chinese afkomst in het kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak gaat het om de bewaring van een minderjarige eiser van Chinese afkomst, die op 16 juli 2002 door de autoriteiten in bewaring is gesteld. Eiser werd aangetroffen in een trailer die gereed stond voor vertrek naar Harwich, Engeland. De gemachtigde van eiser betoogde ter zitting dat de bewaring onterecht was, omdat eiser bezig was Nederland te verlaten en verweerder niet had gehandeld conform het beleid zoals neergelegd in hoofdstuk A5/1.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende gronden waren voor de bewaring, aangezien eiser geen identiteitspapieren had, zich niet had gemeld bij de korpschef, geen vaste woon- of verblijfplaats had en niet eerder rechtmatig in Nederland had verbleven. De rechtbank concludeerde dat de bewaring was opgelegd in het belang van de openbare orde, op basis van het vermoeden van onttrekking aan uitzetting.
De rechtbank overwoog verder dat, hoewel de verplichting om de Chinese autoriteiten op de hoogte te stellen van de inbewaringstelling van de minderjarige eiser nog niet was nagekomen, dit niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank vond dat de belangen die met de bewaring gediend werden, niet in redelijke verhouding stonden tot de ernst van het gebrek in de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, rechter, en mr. S.M.M. Hoogesteger, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2002.