ECLI:NL:RBSGR:2002:AF1225

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/76786 OVERIO GR
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning tot verblijf op basis van taalanalyse en aanvullend gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 juni 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de intrekking van een vergunning tot verblijf van eiser, die van Sierra Leoonse nationaliteit zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de vergunning terecht was ingetrokken op basis van artikel 12a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De intrekking was gebaseerd op een taalanalyse en een aanvullend gehoor, waaruit bleek dat eiser niet afkomstig was uit Sierra Leone. De rechtbank deelde de twijfels van eiser over de rechtmatigheid van de taalanalyse niet en concludeerde dat er geen bijzondere reden was om aan de resultaten van de taalanalyse te twijfelen. Eiser had op vrijwillige basis meegewerkt aan het onderzoek en zijn gemachtigde was vooraf op de hoogte gesteld van de procedure.

De rechtbank stelde vast dat uit het aanvullend gehoor van november 1999 bleek dat eiser niet in staat was om gedetailleerde informatie over zijn land van herkomst te geven, terwijl hij dat in een eerder gehoor in 1996 wel had gedaan. Dit, in combinatie met de resultaten van de taalanalyse, leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser de Nederlandse autoriteiten doelbewust had misleid. De rechtbank oordeelde dat de taalanalist voldoende deskundig was en dat de taalanalyse op zorgvuldige wijze was uitgevoerd. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn afkomst uit Sierra Leone aannemelijk maakte, en de rechtbank vond de door hem overgelegde stukken onvoldoende om zijn stelling te onderbouwen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 00/76786 OVERIO GR
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1978,
verblijvende te B,
van gestelde Sierra Leoonse nationaliteit,
IND dossiernummer 9601.11.8112,
eiser,
gemachtigde: mr. D. van der Wal, medewerker Buro voor Rechtshulp
te Leeuwarden;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde: mr. A. van Blankenstein, advocaat te s-Gravenhage.
1 PROCESVERLOOP
1.1 Bij beschikking van 7 april 1999 heeft verweerder eiser in het bezit gesteld van een vergunning tot verblijf op grond van het driejarenbeleid.
1.2 Op 30 november 1999 is eiser gehoord in verband met gerezen twijfel over zijn identiteit en nationaliteit. Bij beschikking van 8 september 2000 is de aan eiser verleende vergunning tot verblijf ingetrokken. Eiser heeft daartegen bij brief van 5 oktober 2000 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 23 november 2000 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Bij beroepschrift van 19 december 2000 heeft eiser beroep ingesteld tegen deze beschikking. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 Het beroep is ter zitting van 13 november 2001 behandeld. Tijdens deze zitting is besloten het onderzoek te schorsen. Het onderzoek is ter zitting van 5 februari 2002 hervat. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Bij brief van 6 februari heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder gevraagd informatie te verschaffen over de werkwijze van het taalanalysebureau en de deskundigheid van de taalanalist. Bij brieven van 13 februari en 20 februari hebben verweerder en eiser hierop gereageerd . Bij brief van 22 februari heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld, waarop verweerder en eiser hebben gereageerd bij brieven van 1 3 maart, respectievelijk 3 april. Bij brief van 18 april heeft eiser een geboortebewijs van zijn broer en een affidavit overgelegd. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 1 mei. Partijen hebben toestemming gegeven voor afhandeling van de zaak buiten zitting.
2 TOETSINGSKADER
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2 Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in werking getreden en is de Vreemdelingenwet (Vw) ingetrokken. Artikel 119 Vw 2000 beperkt de toepassing van het procesrecht dat gold vóór invoering van deze wet tot de mogelijkheid om beroep in te stellen, het griffierecht en de schorsende werking, zodat voor het overige het nieuwe procesrecht van toepassing is.
De rechtbank zal daarom bij de beoordeling van het beroep toepassing geven aan artikel 83 V w 2000 en rekening houden met feiten en omstandigheden die na het nemen van de bestreden beschikking zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd .
3 STANDPUNTEN
3.1 Verweerder heeft de aan eiser verleende vergunning tot verblijf ingetrokken ingevolge artikel 12, onder a, Vw 2000, omdat uit een aanvullend gehoor en een taalanalyse is gebleken dat eiser niet afkomstig is uit Sierra Leone dan wel de Sierra Leoonse nationaliteit bezit.
Uit het aanvullend gehoor van november 1999 is volgens verweerder gebleken dat eiser slechts een summiere kennis heeft van zijn land van herkomst, terwijl eiser ten tijde van zijn aanvullend gehoor van november 1996 wel in staat was meer gedetailleerde verklaringen omtrent zijn leven in Sierra Leone af te leggen. Verweerder verwijst hierbij ondermeer naar eisers verklaringen over het materiaal van de huizen, de taxi's en de nummerborden van de auto's in zijn dorp. De verklaring van eiser dat hij dit allemaal niet kan weten omdat hij in Sierra Leone niet naar school is geweest en niet kan lezen en schrijven, acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft bij zijn aanvullend gehoor namelijk zonder problemen de kleuren van de vlag van Sierra Leone en zijn eigen naam opgeschreven. Bovendien verduidelijkt deze verklaring niet waarom eiser aanvankelijk wel antwoord kon geven op vragen omtrent zijn directe woonomgeving en nu niet meer.
Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat uit de taalanalyse van de "Swedish Immigration Board, Language Section" waaraan eiser op 6 december 1999 zijn medewerking heeft verleend, is gebleken dat het accent waarmee eiser Pular spreekt, niet in Sierra Leone voorkomt, maar naar alle waarschijnlijkheid in Guinee Conakry. Een taalanalyse na het afsluiten van de asielprocedure is volgens verweerder niet onrechtmatig. Uit het rapport van bevindingen taalanalyse van 6 december 1999 blijkt ondermeer dat eiser vrijwillig heeft meegewerkt aan de analyse. Bovendien is eiser bij brief van 19 juli 2000 in de gelegenheid gesteld te reageren op de resultaten van de taalanalyse.
Gelet op het aanvullend gehoor en de taalanalyse is verweerder van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van manifest bedrog. Eiser heeft immers de Nederlandse autoriteiten doelbewust misleid, waarmee hij heeft bewerkstelligd dat aan hem een vergunning tot verblijf is verleend. Bij bekendheid met de ware afkomst van eiser zou aan hem nimmer uitstel van vertrek zijn verleend.
Dat eiser lang in onzekerheid heeft gezeten en dat nu alsnog getornd wordt aan zijn huidige zekerheid, komt volgens verweerder dan ook voor zijn eigen rekening.
3.2 Eiser stelt zich op het standpunt dat alleen bij een bijzondere reden om te twijfelen aan zijn identiteit en nationaliteit zijn medewerking aan een onderzoek kan worden verlangd. Nu uit de beschikking van 17 december 1996 op geen enkele wijze is gebleken dat hieraan getwijfeld wordt, was er geen enkele reden om in 1999 een nieuw onderzoek te starten. Eiser heeft op advies van zijn gemachtigde meegewerkt aan de taalanalyse, omdat verweerder hem had medegedeeld dat een bijzondere reden aanwezig was. Nu achteraf gezien er geen bijzondere reden was om te twijfelen, is het vragen van eisers medewerking onrechtmatig geweest. De resultaten van het onderzoek zijn dan ook volgens eiser onrechtmatig verkregen. Bovendien zijn de resultaten van de taalanalyse onbetrouwbaar, omdat iemand die 3,5 jaar zijn eigen taal niet meer spreekt, de vaardigheid in zijn eigen taal verliest. De verschillen tussen het aanvullend gehoor van november 1996 en november 1999 betreffen slechts detailkwesties. Eiser weet inmiddels iets minder te vertellen over Sefadu, over de taxi's en over de nummerborden. Dit is volstrekt onvoldoende om te stellen dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt en zelfs manifest bedrog zou hebben gepleegd. Verweerder leidt het kunnen schrijven van eiser af uit het tekenen van de vlag en het kunnen schrijven van de eigen naam. Ook dit is volgens eiser volstrekt onvoldoende om te kunnen spreken van onjuiste gegevens. Zoals vrijwel elke analfabeet kan eiser zijn eigen naam schrijven. Aan eiser is een verblijfsvergunning verleend omdat hij drie jaren in onzekerheid heeft verkeerd. Indien er twijfel was over eisers identiteit en/of nationaliteit had dit onderzoek binnen deze drie jaren moeten plaatsvinden.
Uit de verklaring van prof. dr. Th.C. Schadeberg blijkt dat er wel twijfel mogelijk is of eiser uit Sierra Leone afkomstig is, maar dat bewijst op zich nog onvoldoende dat eiser niet uit Sierra Leone afkomstig is. Door prof. dr. Th.C. Schadeberg is aangegeven dat de indeling naar dialecten niet overeenkomt met de landsgrenzen. Daarnaast deelde een tolk van het tolkencentrum telefonisch mede dat het opleidingsniveau bepalend is voor het gebruik van Franse of Engelse leenwoorden. Omdat eiser niet naar school is geweest, is hij de taal van de ouders blijven spreken.
3.3 In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat uit het door eiser overgelegde verslag naar aanleiding van de door prof. dr. Th.C. Schadeberg uitgevoerde contra-expertise blijkt dat de gerezen twijfels van de taalanalyse niet ongegrond zijn. Deze contra-expertise vermeldt dat als een persoon afkomstig uit Sierra Leone geen Engels spreekt en ook geen Krio en het Fulfulde meer op Guinee dan op Sierra Leone duidt, een verklaring op zijn plaats is. Dat eiser naar een Koranschool is gegaan en hij contact heeft gehad met anderen dan zijn familie, is volgens verweerder geen verklaring hiervoor.
4 OVERWEGINGEN
4.1 Ingevolge artikel 12 Vw, kan een vergunning tot verblijf van een vreemdeling worden ingetrokken:
a. indien hij onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot het verlenen, of het verlengen van de geldigheidsduur van de vergunning;
b. indien hij niet meer beschikt over voldoende middelen van bestaan;
c. indien hij inbreuk heeft gemaakt op de openbare rust of de openlbare orde, dan wel een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;
d. ingevolge een beperking waaronder de vergunning is verleend, of wegens overtreding van een daaraan verbonden voorschrift;
e. indien hij voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de vergunning heeft ingetrokken op grond van artikel 12, onder a Vw.
De rechtbank deelt eisers twijfels omtrent de rechtmatigheid van de uitgevoerde taalanalyse niet. Het feit dat niet duidelijk is geworden wat volgens verweerder de bijzondere reden voor deze analyse was, kan er niet toe leiden dat verweerder verweten kan worden ten onrechte van deze analyse gebruik te hebben gemaakt. Eiser heeft immers op vrijwillige basis meegewerkt aan dit onderzoek en zijn gemachtigde was, voordat overgegaan werd tot dit onderzoek, voor verweerder daarvan op de hoogte gesteld.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen verweerder op verzoek van de rechtbank bij brief van 13 maart 2002 heeft aangevoerd over de wijze waarop de taalanalisten bij het Zweedse taalanalysebureau Sprak Ab worden geselecteerd en getest en de taalanalyses worden uitgevoerd, voldoende aannemelijk dat ten aanzien van deze taalanalyses de vereiste zorgvuldigheid wordt betracht, en dat de daarbij betrokken taalanalisten voldoende deskundig zijn. Anders dan eiser ter zitting heeft betoogd, is de rechtbank in dit verband van oordeel dat verweerder niet voor elk individueel geval op eigen initiatief dient te checken of de door de externe deskundige gehanteerde werkwijze juist is (de REK-check).Omdat er immers sprake is van een standaard werkwijze, acht de rechtbank een verwijzing door verweerder daarnaar voldoende. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat de taalspecialist die in het onderhavig geval het onderzoek heeft verricht, onvoldoende deskundig zou zijn. Uit verweerders brief van 13 februari 2002 blijkt dat de taalanalist is opgegroeid in Sierra Leone en Guinee Conakry. Gelet hierop acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat hij bekend is met de verschillende varianten van het Fuuta Jallon in Sierra Leone en Guinee Conakry. Voorts is niet in geschil dat eiser Franse leenwoorden gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat uit de door eiser overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat Franse leenwoorden in de grensstreek worden gebruikt. Door prof. dr. Th.C. Schadeberg is in dit verband alleen aangegeven dat de indeling naar dialecten niet overeenkomt met de landsgrenzen. Daarnaast concludeert prof. dr.Th.C. Schadeberg dat als een persoon, afkomstig uit Sierra Leone, geen Engels spreekt en ook geen Krio en het Fulfulde meer op Guinee dan op Sierra Leone duidt, een verklaring op zijn plaats is. Dat eiser naar een Koranschool is gegaan, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende. Dit geldt eveneens voor de telefonische mededeling van de tolk terzake, nu een tolk wel de taal van een land spreekt, maar daarmee nog niet is gezegd dat hij taaldeskundige is.
4.3 De taalanalist concludeert in zijn rapport: "The speech on the tape is Fulani and the person speaking does not use the accent which occurs in Sierra Lleone but obviously the one of Guinea Conakry". Uit deze conclusie leidt de rechtbank conform verweerders werkinstructie 227 af dat eiser "eenduidig niet" uit Sierra Leone afkomstig is.
Dit klemt temeer nu uit het aanvullend gehoor van november 1999 is gebleken dat eiser een aantal vragen niet wist te beantwoorden of onjuist heeft beantwoord, terwijl hij deze vragen in november 1996 wel (juist) wist te beantwoorden. De rechtbank verwijst terzake naar de overwegingen in de beschikking van 8 september 2000 en neemt deze over.
4.4 Bij brief van 18 april 2002 heeft eiser een geboortebewijs van zijn broer en een affidavit overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat hij wel degelijk uit Sierra Leone afkomstig is. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat deze stukken onvoldoende eisers gestelde Sierraleoonse afkomst aannemelijk maken, in afwijking van hetgeen uit de taalanalyse valt af te leiden. Afgezien van het feit dat deze stukken niet gelegaliseerd zijn en niet duidelijk is geworden hoe eiser deze stukken heeft verkregen, bevreemdt het de rechtbank dat eiser niet een op hem betrekking hebbend geboortebewijs heeft overgelegd, nu het geboortebewijs van eisers broer ook pas op 14 november 2000 is afgegeven. Voorts bevreemdt het de rechtbank dat in het affidavit als geboortedatum van eiser 21 maart 1978 wordt genoemd, terwijl eiser zelf in eerste instantie heeft verklaard geboren te zijn op 1 juli 1978.
4.5 Eiser stelt zich op het standpunt dat hem In ieder geval een vergunning tot verblijf op grond van het beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA-beleid) dient te worden verleend, omdat hij op het moment dat hij in Nederland asiel aanvroeg minderjarig was. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat eiser hierop thans geen beroep meer kan doen. Dat eiser zijn bezwaarschrift van 21 februari 1997 bij brief van 8 april 1999 heeft ingetrokken moet voor zijn rekening komen.
4.6 Evenmin is aannemelijk dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard die eiser aanspraak geven op verlening van een vergunning tot verblijf.
4.7 Gezien het voorgaande heeft verweerder terecht de vergunning tot verblijf van eiser kunnen intrekken op grond van artikel 12, onder a Vw.
4.8 Het beroep is derhalve ongegrond.
4.9 Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.F.J.M. Schröder en in tegenwoordigheid van mr. S. Rhebergen als griffier in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2002
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 5 juni 2002