ECLI:NL:RBSGR:2002:AF0956

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/308 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Rechtbank in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 november 2002 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de minister van Justitie als eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een beroepschrift dat door de minister van Justitie was ingediend tegen een besluit van de verweerder van 23 november 2001. De minister had eerder, op 20 december 2001, abusievelijk het beroepschrift ingediend bij de verweerder, waarna de rechtbank om opheldering vroeg over de gang van zaken. De verweerder heeft vervolgens het beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank Dordrecht, die het beroep op 31 mei 2002 niet-ontvankelijk heeft verklaard en het verzet daartegen op 6 september 2002 ongegrond heeft verklaard. Hierdoor was de zaak onherroepelijk beslist.

De Rechtbank 's-Gravenhage oordeelde dat zij onbevoegd was om opnieuw van het beroep kennis te nemen, aangezien er reeds onherroepelijk op het beroep was beslist door een andere rechtbank. De rechtbank benadrukte dat eenzelfde rechter niet voor een tweede keer kan oordelen over een beroep dat al eerder is behandeld. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daar geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier T.N.F. van der Gaarden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr. AWB 02/308 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:54
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
de minister van Justitie, eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als rechtsopvolger van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 17 januari 2002, bij de rechtbank ingekomen op 18 januari 2002, heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 november 2001. Eiser heeft hierbij aangegeven dat hij bij brief van 20 december 2001 abusievelijk het beroepschrift heeft ingediend bij verweerder.
Op verzoek van de rechtbank om aan te geven of en zo ja, waarom het bij verweerder ingediende beroepschrift niet is doorgezonden aan de rechtbank, heeft verweerder schriftelijk gereageerd, met overlegging van twee uitspraken van de rechtbank Dordrecht.
Motivering
Blijkens de stukken heeft verweerder het beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank Dordrecht. Deze heeft, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, bij uitspraak van 31 mei 2002 het beroep niet-ontvankelijk verklaard en bij uitspraak van 6 september 2002 het hiertegen door eiser gedane verzet ongegrond verklaard. Daarmee is onherroepelijk op het beroep beslist.
Op hetzelfde beroep van dezelfde eiser tegen hetzelfde besluit kan niet voor een tweede keer door een met dezelfde absolute bevoegdheid belaste rechter worden beslist. De rechtbank is derhalve kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.
Aldus gegeven door mr D.A. Verburg en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2002, in tegenwoordigheid van de griffier T.N.F. van der Gaarden.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: