ECLI:NL:RBSGR:2002:AF0589
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.J.M. Schröder
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Azerbeidzjaanse vader en zoon afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid, rechtbank oordeelt dat geloofwaardigheid moet worden aangenomen
In deze zaak hebben eisers, een vader en zijn zoon van Azerbeidzjaanse nationaliteit, een asielaanvraag ingediend die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 25 juni 2002 uitspraak gedaan. De eisers stelden dat zij problemen ondervonden vanwege de etnisch Armeense afkomst van de echtgenote van de vader, wat leidde tot hun vlucht uit Azerbeidzjan. De rechtbank oordeelde dat de geloofwaardigheid van de asielrelazen van eisers moet worden aangenomen, ondanks het ontbreken van reisdocumenten. De rechtbank wees op de overgelegde documenten die geen sporen van vervalsing vertoonden en concludeerde dat de ontvoering van de echtgenote en dochter van eiser 1, evenals de daaropvolgende dood van de echtgenote, een directe aanleiding vormden voor hun vertrek uit Azerbeidzjan.
De rechtbank verwierp het standpunt van de IND dat eisers zich konden beroepen op de bescherming van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De rechtbank stelde vast dat er een niet denkbeeldige kans bestond dat een hernieuwd verzoek om bescherming hen zou schaden, gezien de kwetsbare positie waarin zij zich bevonden. De rechtbank oordeelde dat de tegenwerping van een vestigingsalternatief elders in Azerbeidzjan onvoldoende onderbouwd was, aangezien eisers al meerdere keren waren verhuisd zonder dat dit hun problemen had opgelost. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere beschikkingen van de IND en droeg de IND op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eisers.