ECLI:NL:RBSGR:2002:AF0151

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.925.638-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Timmermans
  • A. Don
  • J. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roofoverval met geweld in aanwezigheid van minderjarige

Op 7 november 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen een roofoverval heeft gepleegd in een woning. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, was op de hoogte van de aanwezigheid van geld in de woning, dankzij informatie van de neef van het vrouwelijke slachtoffer. Tijdens de overval werd geweld gebruikt; de slachtoffers werden bedreigd met een voorwerp dat op een pistool leek, geschopt en vastgebonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral omdat de overval plaatsvond in het bijzijn van het 10-jarige zoontje van de slachtoffers, dat ook werd vastgebonden. De rechtbank heeft de verdachte in verzekering gesteld op 29 juli 2002 en in voorlopige hechtenis op 1 augustus 2002. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, die deels zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] tot een bedrag van euro 5.114,13 toegewezen, terwijl de vorderingen van [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] zijn afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de staat van een bedrag ten behoeve van de benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is, zonder dat er strafuitsluitingsgronden zijn aangetoond. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastgelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.925.638-02
rolnummer 8
's-Gravenhage, 7 november 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Turkije,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
Penitentiair Complex Scheveningen, De Kantelberg, Unit 4.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr S. de Kluiver, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] tot een bedrag van euro 8.418,52 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige en
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] tot een bedrag van in totaal euro 3.031,76 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 8.418,52 subsidiair 84 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij1] en een bedrag groot euro 3.031,76 subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van de slachtoffers genaamd [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] gezamenlijk.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een roofoverval in een woning, nadat hij zijn mededaders getipt had over de mogelijk in de woning aan te treffen hoeveelheid geld. Verdachte was hiervan op de hoogte gebracht door de neef van het vrouwelijke slachtoffer. Tijdens de overval is door de medeverdachten geweld gebruikt. De slachtoffers zijn met een op een pistool gelijkend voorwerp bedreigd, geschopt en vervolgens aan benen en armen vastgebonden. De ernst van dit feit spreekt voor zich.
Verdachte is bovendien voorbij gegaan aan de psychische gevolgen die dit voor de slachtoffers met zich heeft gebracht en nog altijd met zich brengt. De roofoverval heeft daarnaast de slachtoffers veel materiële schade berokkend. Voorts veroorzaakt een dergelijk feit in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders in het bijzonder aan dat de overval plaatsvond in het bijzijn van het 10-jarige zoontje van de slachtoffers en dat tegen dat zoontje vervolgens ook nog eens daadwerkelijk geweld is gebruikt door hem vast te binden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat uit een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en onder andere in verleden is veroordeeld voor afpersing.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een straf als door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij1], [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3], allen wonende te [woonplaats], hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot euro 9.506,20 respectievelijk euro 12.143,19. [broer benadeelde partij1] heeft als directeur van [bedrijf] een vordering tot schadevergoeding groot euro 5.762,32 ingediend vanwege door de overvallers aan de vluchtauto toegebrachte schade, welke auto door [broer benadeelde partij1] aan zijn broer [benadeelde partij1] ter beschikking was gesteld.
De rechtbank zal [broer benadeelde partij1] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering nu hem niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De vorderingen van [benadeelde partij1], [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3], zijn door de verdediging grotendeels weersproken, en zijn door de bij de Voegingsformulieren gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vorderingen, rechtstreeks -naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken- hun grondslag vinden in de bij dagvaarding aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde roofoverval.
Die vorderingen zijn slechts ten dele eenvoudig van aard zodat de rechtbank zal beslissen als volgt.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij1] ontvankelijk is in zijn vordering voorzover het de goederen betreft genummerd 1, 2, 5 tot en met 9, 12 en 13 op de bijlage. In dier voege zal de rechtbank de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van euro 5.114,13 deze vordering toewijzen.
De rechtbank zal [benadeelde partij1] voor het overige niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dat deel niet zo eenvoudig van aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] niet ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot schadevergoeding, aangezien zij overigens niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 5.114,13 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij1].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 36f, 310 en 312
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 29 juli 2002 en
in voorlopige hechtenis gesteld op 1 augustus 2002;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] toe tot een bedrag van euro 5.114,13 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], een bedrag van euro 5.114,13 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met de bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 51 dagen;
Bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de verdachte opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen met een zelfde bedrag doet verminderen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij door de verdachte de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling aan de staat tot een zelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling door de medeverdachte(n) van méér dan euro 5.114,13 aan de benadeelde partij, de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling aan de staat voor dat meerdere doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij1] voor het overige niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Don en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van Bol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2002, zijnde mr Timmermans niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.