ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9970

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757348-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 29 oktober 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die onder invloed van alcohol vanuit zijn woning op een agent heeft geschoten. De agent had de verdachte aangesproken op het te hard afspelen van muziek. De rechtbank oordeelt dat het een gelukkige omstandigheid is dat de agent niet is overleden, maar dat de verdachte zich niet bewust was van de ernstige gevolgen van zijn handelen. De rechtbank wijst op de psychische gevolgen voor het slachtoffer en de onveiligheid die dergelijke feiten in de maatschappij teweegbrengen. De verdachte had ook een geweer en een grote hoeveelheid munitie in zijn bezit, wat bijdraagt aan de gevoelens van onveiligheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte is eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor geweldsdelicten. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partijen zijn niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat deze niet van eenvoudige aard zijn. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen en gelast de teruggave van enkele persoonlijke bezittingen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757348-02
's-Gravenhage, 29 oktober 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiaire Complex Scheveningen, Huis van Bewaring, unit 1 te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr R.M. van der Zwan is verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Krol heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 500,= subsidiair 10 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 2].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot euro 500,= subsidiair 10 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met een grote hoeveelheid alcohol op, met scherpe patronen in de richting van agent [benadeelde partij 2] te schieten willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij deze dodelijk zou raken. De rechtbank acht de onder feit 1 primair telastgelegde poging doodslag dan ook bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol vanuit het raam van zijn woning in de richting van een agent geschoten die hem had gesommeerd zijn muziek zachter te zetten. Dat het slachtoffer ten gevolge daarvan niet is overleden is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Naast de angst van het moment is niet uit te sluiten dat het slachtoffer daarvan psychisch nadelige gevolgen ondervindt. Naar de ervaring leert, plegen slachtoffers van dergelijke feiten daaronder nog geruime tijd te lijden. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan het in de maatschappij levende gevoel van onrust over de veiligheid van personen.
Daarbij komt nog dat verdachte door midden in een woonwijk met scherpe munitie te schieten het risico heeft genomen dat hij andere personen zou kunnen raken. Aan dit alles is verdachte volledig voorbij gegaan, hetgeen de rechtbank hem ernstig aanrekent.
Voorts heeft verdachte een geweer en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad en aldus bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid welke ongecontroleerd wapenbezit teweegbrengt.
De rechtbank heeft voorts in haar oordeel betrokken dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, d.d. 09 juli 2002 - reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, echter niet voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Voorlichtingsrapport van Parnassia, d.d. 27 augustus 2002 en de aanvulling daarop van 14 oktober 2002.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, maar zij zal tevens verdachte een kans bieden zijn leven een wending ten goede te geven en zal daarom een aanzienlijk deel van de straf voorwaardelijk opleggen, hetgeen tevens als stok achter de deur dient om verdachte er van te weerhouden zich wederom aan dergelijke strafbare feiten schuldig te maken.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot euro 500,=.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot euro 500,=.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3, 8, onder 9 genoemde 7 patronen, 10 en 11 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7 en de onder 9 genoemde huls onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4, 5 en 6, te weten: 1 laken, 1 sweater en 1 broek.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1 primair:
POGING TOT DOODSLAG;
t.a.v. feit 2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26 VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26 VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT MUNITIE VAN CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 06 juli 2002.
in voorlopige hechtenis gesteld op : 09 juli 2002.
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 3, 7, 8, 9, 10 en 11, te weten: 1 geweer Erma Werke-model, 1 patroon kaliber .32, 1 pot met munitie, 1 huls betreffende kaliber .22lr, 5 patronen kaliber .22lr, 7 patronen en 1 huls, 10 stuks oefenmunitie en 37 stuks munitie, kaliber .22.
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4, 5 en 6, te weten: 1 laken, 1 sweater en 1 broek;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Kuijer en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Verburgt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2002.
Mr Derijks is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.