ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9628
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- M.J. van den Bergh
- P.C. Stroebel
- Rechtspraak.nl
Schorsende werking van bezwaar bij afwijzing verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige asielzoekers
In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1985 en van Somalische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, op basis van het bijzondere beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij stelde dat het indienen van bezwaar schorsende werking heeft. Verweerder betwistte dit en verwees naar eerdere uitspraken die de schorsende werking van bezwaar in twijfel trokken.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat volgens artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het indienen van bezwaar de werking van het besluit niet opschort, tenzij anders bepaald. Echter, artikel 73, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) stelt dat de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag of intrekking van een verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter concludeert dat de wetgever in dit geval een lex specialis heeft gecreëerd die de hoofdregel van artikel 6:16 Awb doorbreekt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de ambtshalve afwijzing van de aanvraag van verzoeker niet valt onder de uitzonderingen van artikel 73, Vw 2000. Daarom wordt de werking van het besluit van verweerder opgeschort totdat op het bezwaar is beslist. Aangezien verzoeker geen belang meer heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op 322 euro, te betalen door de Staat der Nederlanden.