ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9496

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/60225
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsbeperkende maatregel voor vreemdeling op Schiphol

In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de vrijheidsbeperkende maatregel die op 6 augustus 2002 aan een vreemdeling is opgelegd, nadat deze op 31 maart 2002 de toegang tot Nederland was geweigerd. De vreemdeling, van Nigeriaanse nationaliteit, werd op de luchthaven Schiphol geconfronteerd met een toegangsweigering op basis van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000. Na zijn weigering heeft hij op 29 juli 2002 een vlucht naar Nigeria genomen, maar is hij niet op buitenlands grondgebied geweest. Hij verbleef vervolgens twee dagen op Schiphol zonder dat de autoriteiten op de hoogte waren van zijn verblijf. De rechtbank oordeelt dat de beslissing tot toegangsweigering nog steeds van kracht was, aangezien de vreemdeling niet uit de Nederlandse rechtsmacht was geweest. De rechtbank bevestigt dat de vrijheidsbeperkende maatregel, die de vreemdeling verplichtte zich in de lounge op Schiphol op te houden, rechtmatig was. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat er geen bezwaren zijn tegen de plaatsing in de lounge. Het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 93 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 02 / 60225 VRBEPN J
inzake: A, geboren op [...] 1972, van Nigeriaanse nationaliteit, verblijvende in de Lounge te Schiphol: de vreemdeling,
gemachtigde: mr. F.H. Bruggink, advocaat te 's-Gravenhage, waargenomen door mr. F.H. Koers, advocaat te Amsterdam.
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 12 augustus 2002.
De vreemdeling noch zijn raadsman zijn ter zitting verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. B. Magnin.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 31 maart 2002 is de vreemdeling ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde dag de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
1.2 Bij uitspraak van 24 juni 2002 met kenmerk AWB 02/41952 VRONTN D heeft deze rechtbank en nevenvestigingsplaats een eerder beroep tegen de maatregel ex artikel 6 Vw ongegrond verklaard.
1.3 Bij uitspraak van 1 juli 2002 met kenmerk 200202183/1 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van de vreemdeling kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Bij uitspraak van 8 augustus 2002 met kenmerk AWB 02/55960 VRONTN F heeft deze rechtbank en nevenvestigingsplaats het beroep, na kennisgeving, van 22 juli 2002 tegen de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw ongegrond verklaard, onder de overweging dat de vrijheidsontnemende maatregel op 29 juli 2002 is geëindigd.
1.5 Op 31 juli 2002 heeft verweerder ten aanzien van de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (opnieuw) toegepast. Bij beroepschrift van 5 augustus 2002, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen dit besluit. Deze maatregel is op 6 augustus 2002 beëindigd. Bij brief van 9 augustus 2002 heeft de vreemdeling het beroep met kenmerk AWB 02/59667 VRONTN J ingetrokken.
1.6 Op 6 augustus 2002 heeft verweerder in aansluiting op de beëindiging van de onder 1.5 bedoelde maatregel aan de vreemdeling de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw opgelegd onder aanwijzing van de lounge op Schiphol als ruimte in de zin van dat artikel.
1.7 Bij beroepschrift van 6 augustus 2002, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen laatstgenoemde vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Overwegingen
2.1 In onderhavige zaak ligt uitsluitend de rechtmatigheid van de op 6 augustus 2002 opgelegde maatregel ter toetsing voor.
2.2 Uit de stukken die zich bevinden in het dossier en de andere, ambtshalve bekende, onder 1.1 tot en met 1.5 genoemde zaken, blijkt behalve hetgeen onder 1.1 tot en met 1.5 reeds is gememoreerd, het navolgende. Op 18 juli 2002 heeft de vreemdeling verklaard dat hij wenste terug te keren naar Nigeria. Hierop is voor hem een vlucht geboekt en op 29 juli 2002 heeft een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee de vreemdeling begeleid naar de gate op Schiphol en zijn ticket en paspoort overhandigd aan de purser van vlucht KL 587 naar Lagos. Dit vliegtuig is vertrokken, doch in verband met een technische storing na ruim 2 uur, zonder tussenlanding elders, weer teruggekeerd naar Nederland. Alle passagiers, waaronder de vreemdeling, zijn door de bemanning van het vliegtuig verzocht plaats te nemen in de Lounge, totdat het vliegtuig gerepareerd, dan wel vervangen zou zijn. Na een vertraging van meer dan 10 uur is vlucht KL 587 op 29 juli 2002 alsnog vertrokken, echter zonder de vreemdeling. De vreemdeling heeft zich voor het eerst weer op 31 juli 2002 zonder paspoort of ticket bij de Nederlandse autoriteiten op Schiphol gemeld. Verweerder was er voordien niet van op de hoogte dat de vreemdeling zich weer op Nederlands grondgebied bevond. Uit de brief die verweerder de rechtbank heeft toegezonden op 30 juli 2002 blijkt dat verweerder in de veronderstelling verkeerde dat de vreemdeling op 29 juli 2002 was uitgereisd naar Nigeria. Op 31 juli 2002 is de vreemdeling middels een plaatsingsbeschikking in Passantenverblijf Triport geplaatst. Op 1 augustus 2002 is de vreemdeling gepresenteerd bij de Nigeriaanse autoriteiten. De consul heeft medegedeeld dat ten aanzien van de vreemdeling een laissez passer zal worden afgegeven. Vervolgens is de vreemdeling overgeplaatst naar het grenslogies Oostereiland te Hoorn. Voor deze plaatsing bleek geen geldige plaatsingsbeschikking te zijn. De vrijheidsontnemende maatregel is op 6 augustus 2002 opgeheven en aan de vreemdeling is een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw opgelegd. Hij is in de lounge geplaatst. Voor de vreemdeling staat op 14 augustus 2002 een vlucht onder begeleiding van escorts geboekt.
2.3 Ingevolge artikel 6, eerste lid, Vw kan een vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd, worden verplicht zich op te houden in een aangewezen plaats. De rechtbank verwijst voor de beoordeling voorts naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenvestigingsplaats van 2 juli 2002 (AWB 02/40028 VRONTN F). Daarin is onder meer het volgende overwogen: "Verweerder heeft ter zitting, mede op basis van door de rechtbank vooraf schriftelijk gestelde vragen, uiteengezet dat hij bij de oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen in de lounge twee uitgangspunten hanteert. Er dient een spoedige terugkeer naar het land van herkomst mogelijk te zijn en uit oogpunt van openbare orde dient geen bezwaar te bestaan tegen plaatsing van de vreemdeling in de lounge. Verweerder streeft er naar de duur van de vrijheidsbeperkende maatregel in de lounge zo kort mogelijk te doen zijn. Als voorbeelden noemt verweerder vreemdelingen bij wie sprake is van een gelegde claim bij de aanvoerende luchtvaartmaatschappij, dan wel vreemdelingen die de toegang tot Nederland is geweigerd wegens onvoldoende middelen, maar die wel in het bezit zijn van geldige papieren. Zo nodig faciliteert verweerder de daadwerkelijke uitreis van de vreemdeling."
2.4 Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat in het onderhavige geval de toegangsweigering van 31 maart 2002 nog steeds geldt, nu de vreemdeling niet uit de Nederlandse rechtsmacht is geweest. De vreemdeling zat in een vliegtuig dat onder Nederlandse vlag geregistreerd staat en waar derhalve de Nederlandse wet van toepassing is. De vreemdeling is niet op buitenlands grondgebied geweest. In onderhavige zaak heeft verweerder voorts gesteld dat uitzetting van de vreemdeling op korte termijn plaatsvindt en dat er uit het oogpunt van de openbare orde geen problemen bestaan. De omstandigheid dat de vreemdeling vanaf 6 augustus 2002 in de lounge heeft verblijft acht verweerder niet onaanvaardbaar lang. De vreemdeling heeft zijn beroep niet nader toegelicht.
2.5 Aan de vreemdeling is op 31 maart 2002 de toegang geweigerd. Op 29 juli 2002 is de vreemdeling weliswaar per vliegtuig vanaf Schiphol vertrokken, maar hij is niet op enig buitenlands grondgebied geweest. Hij heeft vervolgens twee dagen op Schiphol verbleven, zonder dat hem omtrent de gelding van de eerdere beslissing tot toegangsweigering van de zijde van verweerder enige nadere mededeling is gedaan. Evenmin is gebleken dat hij om opheffing van deze weigering heeft gevraagd. Onder de omstandigheden van het geval kan niet worden gezegd dat de beslissing tot toegangsweigering van 31 maart 2002 is "uitgewerkt", en evenmin dat verweerder, nog daargelaten dat niet is gebleken dat de vreemdeling opnieuw om toegang heeft verzocht, een nieuwe beslissing omtrent toegang diende te nemen. Verweerder is derhalve bevoegd de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw op te leggen en aan de vreemdeling de Lounge aan te wijzen als ruimte of plaats waar hij zich dient op te houden.
2.6 De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000, danwel het in ten aanzien van deze bevoegdheid gevoerde beleid is, en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Daarbij is van belang dat uitzetting op zeer korte termijn aan de orde is en verweerders stelling dat de openbare orde zich niet tegen deze loungeplaatsing verzet, niet is betwist.
2.7 Het beroep is derhalve ongegrond.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2002, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk als griffier.
Afschrift verzonden op: 19 augustus 2002
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.