ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8841
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel van bewaring in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 september 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling, die zijn asielaanvraag op 10 mei 2002 indiende, werd op 28 maart 2002 in bewaring gesteld. De rechtbank overweegt dat de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening pas op 19 september 2002 zal plaatsvinden, wat in het geval van vrijheidsbeneming als onrechtmatig kan worden beschouwd. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling niet heeft verzocht om bespoediging van de behandeling van zijn verzoekschrift, wat meeweegt in de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring.
De rechtbank heeft eerder, op 23 april en 15 juli 2002, geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht is op uitzetting van de vreemdeling naar de Democratische Republiek Congo, en dat de voortzetting van de maatregel van bewaring niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank wijst het beroep van de vreemdeling ongegrond en ziet geen aanleiding om de maatregel op te heffen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.