ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8346
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.A.C. van Rossum
- J. Kramer
- M.J. van der Ven
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en schadevergoeding in civiele procedure tegen de Staat der Nederlanden
In deze civiele zaak vorderden eiseressen, een vennootschap onder firma en een vennoot, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden. De vorderingen waren gebaseerd op de stelling dat de officier van justitie onrechtmatig had gehandeld door nietige dagvaardingen uit te brengen, wat had geleid tot extra kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De eiseressen stelden dat de dagvaardingen niet voldeden aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, wat hen schade had berokkend. De Staat voerde aan dat eiseressen afstand hadden gedaan van hun rechten door de schikking die was getroffen in het strafproces, en dat zij niet meer konden terugkomen op hun vorderingen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen van de Staat, omdat er geen reden was om aan te nemen dat de strafvervolging in strijd met de wet was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de eiseressen niet konden aantonen dat de dagvaardingen nietig waren op de gronden die zij aanvoerden. De rechtbank wees de vorderingen van eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 25 september 2002 door een meervoudige kamer van de Rechtbank 's-Gravenhage.