RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754086-01
's-Gravenhage, 30 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen, Huis van Bewaring te Breda.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 september 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr W.G.H. Janssen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr G. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het haar bij
gewijzigde dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2 , 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en een geldboete van € 80.000,-- subsidiair 180 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 14, 21 en 22 zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5 en 7 tot en met 13, 15, 17 tot en met 20 en 23 tot en met 25 zullen worden verbeurdverklaard en dat het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 6 zal worden teruggegeven aan verdachte.
Aan verdachte is telastgelegd - na nadere omschrijving van de telastlegging - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, de wijziging telastlegging gemerkt A2, en van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, gemerkt A1.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij gewijzigde dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2 , 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de nadere omschrijving telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met anderen in georganiseerd verband een zeer grote hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd. Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van het circuit van verslaafden, zonder oog te hebben voor de risico's die zulks oplevert voor de volksgezondheid en voor de maatschappelijke problemen die dit met zich brengt.
Ook had verdachte wapens en munitie in haar huis liggen. Voorts heeft verdachte gedurende meer dan vijf jaar ten onrechte een bijstandsuitkering gehad terwijl zij in het bezit was van veel geld en waardevolle roerende goederen. Verdachte heeft op deze wijze geld dat bestemd is voor hen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien onttrokken aan de samenleving.
De rechtbank rekent verdachte met name de invoer van heroïne buitengewoon ernstig aan en neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij die invoer.
Bovendien weegt de rechtbank mee dat op grond van tapgesprekken en uit de aanleiding tot het onderzoek in deze zaak blijkt dat niet onaannemelijk is dat er nog een transport heeft plaatsgevonden, alsook dat verdachte nauw samenwerkte met anderen in Nederland en het buitenland. Voorts wijst de kennelijke organisatiegraad waarin verdachte opereerde wellicht op nog meer wel gerealiseerde transporten. De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf van lange duur geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7 tot en met 11, 13, 15, 17 tot en met 20 en 23 tot en met 25 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is voorbereid/begaan;
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 12, 14, 16, 21 en 22 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan;
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 6.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij gewijzigde dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
3: In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming;
4: In strijd met de waarheid een gegeven verzwijgen, met het oogmerk om aldus voor zichzelf bijstand te verkrijgen dan wel te behouden;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 maart 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 19 maart 2002;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 7 tot en met 11, 13, 15, 17 tot en met 20 en 23 tot en met 25;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd genummerd 12, 14, 16, 21 en 22;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 6;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding en bij nadere omschrijving van de dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van Delden en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2002 .